-
1 ebullience
-
2 gush
n. stroom; uitbarsting--------v. stromen, gutsen; (over) dwepen (met), overdreven doengush1[ gusj]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; voornamelijk enkelvoud〉————————gush2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spuiten ⇒ uitstorten, doen stromen -
3 jubilation
n. gejubel, gejuich[ dzjoe:billeesjn] -
4 ebulliency
n. opwinding, uitbundigheid; het opborrelen, overstroming -
5 ebullition
n. uitbundigheid -
6 exuberancy
n. uitbundigheid; overdaad
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский