-
1 tegenkomen
1 [ontmoeten] meet♦voorbeelden:1 iemand op straat tegenkomen • run/bump into someone on the street2 een mens komt heel wat vreemde dingen tegen in zijn leven • a person sees a lot of strange things in (the course of) his life -
2 overlopen
overlopen1 [over iets heen lopen] walk over/across2 [over iets heen stromen] flow/run over/across4 [overstromen] overflow5 [+ van] [overdreven tonen] brim (over)♦voorbeelden:3 overlopen naar de vijand • desert/defect to the enemy1 [opnieuw lopen] re-run♦voorbeelden: -
3 overrijden
overrijden♦voorbeelden:————————overrijden♦voorbeelden:1 hij is door de bus overreden • he was run over/knocked down by the bus -
4 overvaren
overvarenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [met een vaartuig overzetten] ferry ⇒ take/put across♦voorbeelden:1 iemand de rivier overvaren • take/put someone across the river, ferry someone over the river————————overvaren1 run down -
5 doorsteken
doorsteken1 [een opening maken in] pierce♦voorbeelden:we zijn de stad dwars doorgestoken • we cut right across the town————————doorsteken -
6 drijven
1 [aan de oppervlakte blijven] float, drift2 [zweven] float, drift ⇒ glide♦voorbeelden:doen drijven • float〈 figuurlijk〉 de onderneming drijft op orders van het rijk • governmental orders are the mainstay of the enterprisedrijven van het zweet • be dripping with sweatII 〈 overgankelijk werkwoord〉5 [slaan] drive♦voorbeelden:de menigte uit elkaar drijven • break up the crowdde vijand uit het land drijven • drive the enemy out of the countryiemand in het nauw/een hoek drijven • drive someone to the wall/into a cornerde zaak op de spits drijven • bring the matter to a headdoor woede gedreven • driven by ragede spot met iemand drijven • make fun of someoneeen winkel drijven • run/manage a shop4 door stoom gedreven schepen • steam-driven/propelled shipsde prijzen naar omhoog/omlaag drijven • force prices up/down -
7 ingaan
1 [binnengaan] go in(to)2 [komen in] go/come in(to) ⇒ enter4 [positief reageren] agree with/to ⇒ comply with5 [beginnen] take effect♦voorbeelden:de geschiedenis ingaan als … • go down in history as …zijn vijftigste jaar ingaan (van persoon, krant enz.) • enter one's fiftieth yeareen weg ingaan • turn into a roaduitgebreid ingaan op • consider at lengthniet ingaan op (een vraag/probleem) • take no notice of (a question/problem)niet ingaan op iemands bezwaren • brush aside someone's objectionser dieper op ingaan • go more deeply into itniet verder op een zaak ingaan • let a matter dropik ging er maar niet verder op in • I didn't pursue the matterop een uitnodiging/weddenschap ingaan • accept an invitation/a betniet ingaan op (een verzoek/suggestie) • refuse a request, not fall in with a suggestionop een aanbod ingaan • accept an offerde huur gaat de eerste van de maand in • the rent will run from the first of the monthde regeling gaat 1 juli in • the regulation is effective as of July 1stde verlaging is al ingegaan • the decrease is already in effectingaan tegen • run counter to -
8 stoten
2 [aanstoot geven] offend♦voorbeelden:1 zijn zinnen stoten • his sentences are halting/awkwardhet schip stootte op een klip • the ship struck a rockop een vreemd woord stoten • come across a foreign wordop moeilijkheden stoten • run into difficultiesop elkaar stoten • collide, run into each otherop/tegen iets stoten • bump into somethingtegen elkaar stoten • bump/knock against each otherII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 niet stoten! • handle with care!iemand uit de groep/de partij stoten • throw someone out of the group/partyeen vaas van de kast stoten • knock a vase off the sideboard1 [gewichtheffen] press2 [biljart] play/shoot (a ball)♦voorbeelden:IV 〈wederkerend werkwoord; zich stoten〉1 [botsen] bump (oneself)2 [zich ergeren] take offence♦voorbeelden: -
9 overheen
1 [over iets uitgespreid; uitstekend] over3 [langs de oppervlakte] across, over4 [verder dan een grens] past♦voorbeelden:er/ergens overheen stappen • step over it/something; 〈 figuurlijk〉 pass over it/something, overlook it/something〈 figuurlijk〉 zich ergens overheen zetten • overcome something, get over it3 er een doek/dweil overheen halen • run a cloth/mop over ittwee jaar zijn er overheen gegaan • it is two years past¶ ergens overheen lezen • miss/overlook something, read past somethingergens overheen praten • change the subject, skip over a subject -
10 stuiten
1 [niet verder kunnen] 〈 ook figuurlijk〉 be stopped/held up/arrested5 [terugspringen] bounce, bound♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:iets in zijn ontwikkeling stuiten • hold up/arrest something's developmenteen niet te stuiten woordenvloed • an uncheckable/unstoppable flow of wordszij is niet te stuiten • there is no holding/stopping her
См. также в других словарях:
run across someone — run across (someone) to meet someone without planning to. You don t run across many people who don t own a TV … New idioms dictionary
run across — (someone) to meet someone without planning to. You don t run across many people who don t own a TV … New idioms dictionary
run across something — run across (something) to find something without specifically looking for it. While looking for a present for my father, I ran across the most interesting book … New idioms dictionary
run across — (something) to find something without specifically looking for it. While looking for a present for my father, I ran across the most interesting book … New idioms dictionary
run across — ► run across meet or find by chance. Main Entry: ↑run … English terms dictionary
run across — index find (discover) Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
run across somebody — ˈrun across sb/sth derived to meet sb or find sth by chance Main entry: ↑runderived … Useful english dictionary
run across something — ˈrun across sb/sth derived to meet sb or find sth by chance Main entry: ↑runderived … Useful english dictionary
run across — verb come together (Freq. 2) I ll probably see you at the meeting How nice to see you again! • Syn: ↑meet, ↑run into, ↑encounter, ↑come across, ↑see … Useful english dictionary
run across — phrasal verb [transitive] Word forms run across : present tense I/you/we/they run across he/she/it runs across present participle running across past tense ran across past participle run across run across someone/something to find something or to … English dictionary
run across sb — UK US run across sb Phrasal Verb with run({{}}/rʌn/ verb (running, ran, run) ► to meet someone without planning to: »After a couple of hours, I finally ran across someone who could help me … Financial and business terms