-
1 pit one's strength against someone
pit one's strength against someoneEnglish-Dutch dictionary > pit one's strength against someone
-
2 pit
n. kuil; mijn, groeve; parterre--------n. mijn; val; groeve; parterre; kuil; departement in beurs; gevechtsarena--------v. als tegenstander opstellen; kuiltjes/putjes krijgen--------v. van pitten ontdoenpit1[ pit]————————pit2〈 pitted〉1 kuiltjes/putjes krijgenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 kuiltjes/putjes maken in ⇒ met kuiltjes bedekken♦voorbeelden: -
3 go
n. Japans bordspel voor twee personen in ruiten verdeeld door 19 horizontale en 19 vertikale lijnen--------n. poging; enthousiasme; activiteit (spreektaal)--------v. lopen, gaan; gaan (rijden); aankomen; wordengo11 poging3 pit ⇒ fut, energie4 aanval♦voorbeelden:have a go doing something • iets proberen te doen2 at/in one go • in één klap, in één keerhave a go at • een aanval doen op; uitvallen tegen, van leer trekken tegen¶ be all the go • in de mode zijn, erg in trek zijnmake a go of it • er een succes van makenit 's all go • het is een drukte van je welste(up)on the go • in de weer, in volle actie(it 's) no go • het kan niet, het lukt nooit→ near near/————————go21 goed functionerend ⇒ in orde, klaar♦voorbeelden:————————go31 gaan ⇒ starten, vertrekken; beginnen, aanvatten, aanvangen2 gaan ⇒ voortgaan, lopen, reizen12 vooruitgaan ⇒ vorderen, opschieten18 verdwijnen ⇒ wijken, afgeschaft worden, afgevoerd worden23 beschikbaar/voorhanden zijn♦voorbeelden:go fetch! • zoek!, apporte! 〈 tegen hond〉go to find someone • iemand gaan zoekengo fishing • uit vissen gaanleave go of • loslaten, laten gaanlook where you are going! • kijk uit je doppen!〈 informeel〉 don't go saying that! • zeg dat nou toch niet!go shopping • gaan winkelenwho goes there? • wie daar? 〈 vraag naar wachtwoord〉go aside • opzij gaan, zich even terugtrekkengo near to do/doing something • iets bijna doengo on an errand • een boodschap (gaan) doengo on a journey • op reis gaango on the pill • aan de pil gaango on the stage • bij het toneel gaanready, steady, go! • klaar voor de start? af!2 go by air/car • met het vliegtuig/de auto reizengo for a walk • een wandeling maken1the forks go in the top drawer • de vorken horen in de bovenste la1where do you want this cupboard to go? • waar wil je deze kast hebben?3plus any cash that was going • plus wat voor geld er maar beschikbaar wasgo aboard • aan boord gaango abroad • naar het buitenland gaango straight • rechtop lopengo along that way • die weg nemen/volgengo from bad to worse • van kwaad tot erger vervallenthe difference goes deep • het verschil is erg grootgo in fear of one's life • voor zijn leven vrezenas things go • in vergelijking, in het algemeengo armed • gewapend zijnit will go hard with him • het zal erg moeilijk voor hem wordenhow are things going? • hoe gaat het ermee?how is work going? • hoe staat het met het werk?go slow • een langzaam-aan-actie houdenthe tune goes like this • het wijsje kt als volgt10 go well • goed aflopen, goed komen11 how did the exam go? • hoe ging het examen?go in someone's favour • in iemands voordeel uitvallenwhat he says goes • wat hij zegt, gebeurt ook12 how is the work going? • hoe vordert het (met het) werk?go unpunished • ongestraft wegkomengoing!, going!, gone! • eenmaal! andermaal! verkocht!16 go on • besteed worden/gespendeerd worden aanmy complaints went unnoticed • mijn klachten werden niet gehoordthe cook must go • de kok moet gaanhe paid as he went • hij betaalde directit only goes to show • zo zie je maargo (a-)begging • geen aftrek vinden, niet gewild zijnif these things are going begging I'll take them • als niemand (anders) ze wil, neem ik ze wel〈Brits-Engels; informeel〉 go and do something • iets gaan doen; zo maar even iets doen; zo dwaas zijn iets te doenlet oneself go • zich laten gaan, zich ontspannen; zich verwaarlozenanything goes • alles is toegestaanhe kept going like this • hij deed telkens zogo carefully • heel bedachtzaam/behoedzaam te werk gaango easy • het rustig(er) aan (gaan) doengo easy with • aardig/vriendelijk zijn tegen〈 informeel〉 here goes! • daar gaat ie (dan)!〈 informeel〉 here we go again • daar gaan we weer, daar heb je het weerthere it goes • weg, foetsie; kapotgo wrong • een fout maken, zich vergissen; fout/mis gaan, de mist in gaan; 〈 informeel〉stuk gaan, het begeven 〈 van apparaat〉; het verkeerde pad opgaan→ go about go about/, go across go across/, go after go after/, go against go against/, go ahead go ahead/, go along go along/, go around go around/, go at go at/, go away go away/, go back go back/, go beyond go beyond/, go by go by/, go down go down/, go far go far/, go for go for/, go forward go forward/, go in go in/, go into go into/, go off go off/, go on go on/, go out go out/, go over go over/, go round go round/, go through go through/, go to go to/, go together go together/, go under go under/, go up go up/, go with go with/, go without go without/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:go the same way • dezelfde kant opgaango the shortest way • de kortste weg nemen¶ go it alone • iets/het helemaal alleen doengo it strong • er hard tegenaan gaan; overdrijven, het er dik op leggen♦voorbeelden:go absent • afwezig blijvengo bad • slecht worden, bedervengo blind • blind wordengo broke • al zijn geld kwijtrakengo cold • koud wordengo hot and cold • het (afwisselend) warm en koud krijgengo hungry • honger krijgengo ill/sick • ziek wordenthe milk went sour • de melk werd zuurgoing fifteen • bijna vijftien (jaar), naar de vijftien toe
См. также в других словарях:
pit somebody against something — ˈpit sb/sth against sth derived to test sb or their strength, intelligence, etc. in a struggle or contest against sb/sth else • Lawyers and accountants felt that they were being pitted against each other. • a chance to pit your wits against the… … Useful english dictionary
pit something against something — ˈpit sb/sth against sth derived to test sb or their strength, intelligence, etc. in a struggle or contest against sb/sth else • Lawyers and accountants felt that they were being pitted against each other. • a chance to pit your wits against the… … Useful english dictionary
pit — pit1 [pıt] n ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(hole)¦ 2¦(mine)¦ 3¦(mark)¦ 4¦(untidy place)¦ 5 be the pits 6 in/at the pit of your stomach 7¦(car racing)¦ 8¦(in a theatre)¦ 9¦(in a garage)¦ 10 a/the pit of something … Dictionary of contemporary English
Pit viper — Pit Viper … Wikipedia
pit — ☆ pit1 [pit ] n. [Du < MDu pitte, akin to PITH] the hard stone, as of the plum, peach, or cherry, which contains the seed vt. pitted, pitting to remove the pit from (a fruit) pit2 [pit] n. [ME < OE pytt < early WGmc & NGmc * puttia (> … English World dictionary
pit your wits against — phrase to use all of your intelligence to try to defeat someone or to solve a problem Two teams of experts will pit their wits against one another in the final round of the quiz. Thesaurus: to try to deal with a problem or difficultysynonym… … Useful english dictionary
pit — Ⅰ. pit [1] ► NOUN 1) a large hole in the ground. 2) a mine or excavation for coal, chalk, etc. 3) a hollow or indentation in a surface. 4) a sunken area in a workshop floor allowing access to a car s underside. 5) an area at the side of a track… … English terms dictionary
pit (your) wits against someone — pit (your) wits against (someone/something) to compete against someone or something using your intelligence. That s the pleasure of fishing pitting your wits against these clever little fish that are trying desperately not to get caught … New idioms dictionary
pit (your) wits against something — pit (your) wits against (someone/something) to compete against someone or something using your intelligence. That s the pleasure of fishing pitting your wits against these clever little fish that are trying desperately not to get caught … New idioms dictionary
pit (your) wits against — (someone/something) to compete against someone or something using your intelligence. That s the pleasure of fishing pitting your wits against these clever little fish that are trying desperately not to get caught … New idioms dictionary
Pit — Pit, v. t. [imp. & p. p. {Pitted}; p. pr. & vb. n. {Pitting}.] 1. To place or put into a pit or hole. [1913 Webster] They lived like beasts, and were pitted like beasts, tumbled into the grave. T. Grander. [1913 Webster] 2. To mark with little… … The Collaborative International Dictionary of English