-
1 make up a loss
-
2 make up
n. zich opmaken; zich verzoenen; opmaken; bijleggen, verzoenen; vergoeden; verzinnen; vormen, samenstellen; maken, bereiden; opmaken (bed); aanleggen (vuur); asfalteren; karakter, aard; opbouw--------v. construeren; constitueren; uitvinden, samenstellen; vergeven en vergeten; leveren wat ontbreekt; van cosmetica gebruik laten maken; compenseren voor iemand gemist heeft (zoals in: " Ik heb het examen gemist, kan ik het inhalen?")make up♦voorbeelden:¶ make up for • weer goed maken, vergoedenthis will make up into two pairs of trousers • hier kan men twee broeken uit makenmake up to someone • bij iemand in de gunst zien te komenmake up to someone for something • iemand iets vergoeden; iets goedmaken met/bij iemandhow can we ever make up to them for this? • hoe kunnen we hen dit ooit doen vergeten?II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 volledig/voltallig maken ⇒ aanvullen4 vergoeden ⇒ goedmaken; teruggeven, terugbetalen8 maken ⇒ opstellen, klaarmaken 〈 medicijn〉, bereiden; maken tot (pakje); (kleren) maken (van), naaien♦voorbeelden:make up a four at a game of scrabble • de vierde man zijn in een spelletje scrabble®make up a loss • een verlies goedmakenmake up the money you owe him • geef hem het geld terug dat je hem schuldig bent7 forty men and thirty-seven women made up the whole tribe • veertig mannen en zevenendertig vrouwen vormden de hele stamthe group was made up of four musicians • de groep bestond uit vier muzikantenmother made us up a sandwich lunch • moeder maakte voor ons een lunchpakket klaarmake up a shirt • een overhemd maken/naaienhe made his old books up into two small parcels • hij maakte van zijn oude boeken twee kleine pakjes -
3 blunt
adj. stomp, bot; abrupt--------n. afgekant; dikke naald--------v. stomp/bot makenblunt1[ blunt] 〈bijvoeglijk naamwoord; bluntness〉1 bot ⇒ stomp, afgekant2 afgestompt ⇒ ongevoelig, koud3 (p)lomp ⇒ ongezouten; onverbloemd, onomwonden♦voorbeelden:tell someone something bluntly • iemand iets botweg/recht in zijn gezicht vertellen————————blunt2〈 werkwoord〉1 stomp/bot worden/maken ⇒ afstompen, ongevoelig maken 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden: -
4 dead
adj. dood; levenloos, gevoelloos; absoluut; pal; dode; holst--------adv. compleet, totaal; zeker; (Slang) extreem, heel (Bv. "Our vacation in the Bahamas was dead good")--------n. dood; ten midden (van), in de kern (van)dead1[ ded] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 hoogte/dieptepunt♦voorbeelden:the dead of winter • hartje winter————————dead2〈 deadness〉1 dood ⇒ overleden, gestorven3 onwerkzaam ⇒ leeg, uit, op♦voorbeelden:leave for dead • voor dood achterlatenthe dead • de dode(n)raise from the dead • uit de dood wekkenrise from the dead • uit de dood opstaandead coal • dove/ 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉dead flame • uitgedoofde vlamdead match • afgebrande luciferthe radio is dead • de radio is uitgevallen/doet het niet (meer)cut out (the) dead wood • ontdoen/verwijderen van ballast/overbodige franje¶ dead as a doornail/as mutton • morsdood, zo dood als een pier〈 slang〉 dead duck • mislukk(el)ing, verliezerdead end • doodlopende straat; impasse, dood puntcome to a dead end • op niets uitlopen〈 sport〉 dead heat • gedeelde eerste (tweede enz.) plaatsbeat/flog a dead horse • oude koeien uit de sloot halenstep into a dead man's shoes • iemand opvolgenwait for a dead man's shoes • op iemands bezit/erfenis/baantje azen〈 informeel〉 dead from the neck up • hersenloos, stompzinnigdead nettle • dovenetelQueen Anne is dead • (dat is) oud nieuwsdead weight • dood gewicht, dode last; 〈 techniek, technologie〉deadweight, draagvermogen, eigen gewicht; 〈 figuurlijk〉 ongedekte schuldgo dead • vastlopen, niet verder kunnen; 〈 figuurlijk〉 opgeven; verbroken worden, uitvallen 〈 van verbinding〉〈 informeel〉 I wouldn't be seen dead in that dress/in there • voor geen geld/goud zou ik me in die jurk/daar vertonenI'll see you dead first • over mijn lijkII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 volkomen ⇒ absoluut, compleet♦voorbeelden:in dead earnest • doodernstigdead silence • doodse stilteon a dead level • precies naast elkaar¶ the dead spit of (his father) • het evenbeeld van/precies (zijn vader)————————dead3〈 bijwoord〉2 pal ⇒ vlak, onmiddellijk♦voorbeelden:dead certain • honderd procent zekerdead drunk • stomdronkendead easy • doodsimpelbe dead right • groot gelijk hebbendead slow • met een slakkengangdead straight • kaarsrechtstop dead • stokstijf blijven staandead tired/exhausted • doodop, bekaf2 dead ahead of you • pal/vlak voor je (uit)
См. также в других словарях:
make a loss — make a profit/loss ► to earn or lose more money than you spend: »The business made a pre tax profit of £14.9m last year. Main Entry: ↑make … Financial and business terms
make a loss — to sell smth for less than its production cost (opposite in meaning to to make a profit) (loss making) … Idioms and examples
make — make, v. t. [imp. & p. p. {made} (m[=a]d); p. pr. & vb. n. {making}.] [OE. maken, makien, AS. macian; akin to OS. mak?n, OFries. makia, D. maken, G. machen, OHG. mahh?n to join, fit, prepare, make, Dan. mage. Cf. {Match} an equal.] 1. To cause to … The Collaborative International Dictionary of English
loss — [ lɔs ] noun *** ▸ 1 no longer having something ▸ 2 having less than before ▸ 3 failure to win race etc. ▸ 4 money lost ▸ 5 death of someone ▸ 6 sadness from death/loss ▸ 7 disadvantage from loss ▸ + PHRASES 1. ) count or uncount the state of not … Usage of the words and phrases in modern English
Loss — (l[o^]s; 115), n. [AS. los loss, losing, fr. le[ o]san to lose. [root]127. See {Lose}, v. t.] 1. The act of losing; failure; destruction; privation; as, the loss of property; loss of money by gaming; loss of health or reputation. [1913 Webster]… … The Collaborative International Dictionary of English
loss — noun 1 losing of sth ADJECTIVE ▪ appreciable, considerable, significant, substantial ▪ dramatic, great, huge, major, serious … Collocations dictionary
loss */*/*/ — UK [lɒs] / US [lɔs] noun Word forms loss : singular loss plural losses 1) [countable/uncountable] the state of no longer having something because it has been taken from you or destroyed It was an ancient car anyway, so it was no great loss. job… … English dictionary
loss — noun 1 NO LONGER HAVING STH (C, U) the fact of no longer having something you used to have: Job losses were common in the 1980s. (+ of): a temporary loss of memory | weight/blood etc loss | rapid hair loss 2 MONEY (C, U) money that has been lost… … Longman dictionary of contemporary English
make — /meɪk/ verb 1. to do an action ♦ to make a bid for something to offer to buy something ♦ to make a payment to pay ♦ to make a deposit to pay money as a deposit 2. to earn money ● He makes £50,000 a year or £25 an hour. 3. to increase in value ●… … Dictionary of banking and finance
make a profit — to sell smth for more than it costs to produce (opposite in meaning to to make a loss) (profit making) … Idioms and examples
loss-making — ˈloss ˌmaking adjective FINANCE a loss making product or business activity is one that does not make a profit: • Loss making, state owned businesses will be sold off. loss maker noun [countable] : • The plant has long been a loss maker for Volvo … Financial and business terms