Перевод: с английского на все языки

со всех языков на английский

Со всех языков на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

taal(tje)

Толкование Перевод

1 lingo

n. taal(tje), (vak)jargon

lingo

[ linggoo] 〈meervoud: lingoes〉〈informeel; pejoratief, schertsend〉

1 taal(tje) ⇒ (vak)jargon

English-Dutch dictionary > lingo
2 talk

n. gesprek; lezing
--------
v. spreken, praten; zich uitdrukken

talk¹

[ to:k]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 praatje ⇒ lezing, causerie 〈 in het bijzonder op de radio〉

2 gesprek

3 〈 vaak meervoud〉 bespreking ⇒ onderhandeling

♦voorbeelden:

1   a talk on/about something • een praatje over iets

2   have a talk (to/with someone) • (met iemand) spreken

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 gepraat

2 manier van spreken ⇒ taal(tje)

3 〈 the〉 (onderwerp van) gesprek

4 gerucht ⇒ praatjes

5 holle frasen ⇒ geklets

♦voorbeelden:

3   the talk of the town • hét onderwerp van gesprek

4   there is talk of • er is sprake van (dat), het gerucht gaat dat

5   be all talk • praats hebben 〈 maar niets presteren〉

¶ end in talk • tot niets (concreets) leiden

→ tall tall/

————————

talk²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 spreken ⇒ praten

2 roddelen ⇒ praten

♦voorbeelden:

1   〈 informeel〉 now you're talking • zo mag ik het horen

     〈 informeel〉 you can/can't talk • moet je horen wie het zegt

     do the talking • het woord voeren

     talk away for hours • urenlang praten

     talk big/large/tall • een grote mond hebben; opscheppen

     〈 aan begin van de zin〉 talking of plants • over planten gesproken

     talk round something • ergens omheen draaien/praten

2   people will talk • er zal geroddeld worden, er wordt nu eenmaal geroddeld

¶ 〈 informeel〉 talk to someone • eens ernstig praten met iemand

→ talk about talk about/, talk at talk at/, talk back talk back/, talk down talk down/, talk of talk of/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 spreken (over) ⇒ discussiëren over, bespreken

2 zeggen ⇒ uiten

3 (kunnen) spreken 〈 een taal〉

♦voorbeelden:

1   〈 informeel〉 talk someone's head/ 〈Amerikaans-Engels; slang〉 ear off • iemand de oren van het hoofd praten

     talk one's way out of something • zich ergens uitpraten

     talk oneself hoarse • praten tot men hees is

3   talk Spanish • Spaans spreken

¶ talk someone round (to something) • iemand ompraten/overhalen (tot iets)

     talk someone into (doing) something • iemand overhalen iets te doen

     talk oneself into a job • door overredingskracht een baan krijgen

     talk someone out of (doing) something • iemand iets uit het hoofd praten

→ talk down talk down/, talk out talk out/, talk over talk over/

English-Dutch dictionary > talk
3 happy

adj. blij, gelukkig

happy

[ hæpie] 〈 happiness〉

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 gelukkig ⇒ blij

2 gepast ⇒ passend, gelukkig 〈 taal, gedrag, suggestie〉

♦voorbeelden:

1   as happy as the day is long/a king/a lark • dolgelukkig, zo gelukkig als een kind

¶ (strike) the happy medium • de gulden middenweg (inslaan)

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉

1 voorspoedig ⇒ gelukkig

♦voorbeelden:

1   Happy Birthday • proficiat/hartelijk gefeliciteerd met je verjaardag

     Happy New Year • Gelukkig nieuwjaar

¶ 〈 informeel〉 happy days! • gezondheid!

     〈 eufemistisch〉 happy event • blijde gebeurtenis, geboorte

     happy hour • borreluur(tje)

     the happy hunting-ground(s) • de eeuwige jachtvelden

     many happy returns (of the day)! • nog vele jaren!

III 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉

1 blij ⇒ verheugd 〈 in beleefdheidsformules〉

♦voorbeelden:

1   I'll be happy to accept your kind invitation • ik neem uw uitnodiging graag aan

English-Dutch dictionary > happy
4 mongol

adj. mongools, van Mongolië
--------
n. Mongool; de mongoolse taal

mongol

[ monggl]

1 〈bijvoeglijk naamwoord; Mongol〉 Mongools

2 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 mongoloïde ⇒ lijdend aan mongolisme

3 〈zelfstandig naamwoord; Mongol〉 Mongool(se)

4 〈 zelfstandig naamwoord〉 mongool(tje)

English-Dutch dictionary > mongol

См. также в других словарях:

Dutch profanity — can be divided into several categories. Often, the words used in profanity are based around various names for diseases. In many cases, these words have evolved into slang, and many euphemisms for diseases are in common use.[1] Additionally, a… … Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia
Ostfriesisches Platt — Verbreitung des Ostfriesischen Platts Das ostfriesische Platt ist die niederdeutsche Volkssprache in Ostfriesland. Eigenbezeichnungen sind Platt, Plattdütsk oder Oostfreesk. Ostfriesland gehört zu den Regionen, in denen das Niederdeutsche noch… … Deutsch Wikipedia
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Westflämisch — (West Vlams) Gesprochen in Belgien, Niederlande, Frankreich Sprecher 1,2 Millionen Linguistische Klassifikation Indogermanisch Germanisch Wes … Deutsch Wikipedia
Differences between Afrikaans and Dutch — Dutch and Afrikaans Afrikaans is a daughter language of Dutch[1][2][3] … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

taal(tje)

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

taal(tje)

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: