-
1 stijfheid
♦voorbeelden:de stijfheid van de pudding • the firmness of the puddingtoenemende stijfheid van de rug • an increasing stiffness in the back -
2 stijfheid
♦voorbeelden: -
3 stijfheid
жёсткость; твёрдость; скованность; онемелость* * *сущ.общ. жёсткость, онемелость, скованность, твёрдость -
4 stijfheid
n. stiffness, frigidity, rigidity, rigor, offishness, crick -
5 stijfheid
-
6 stijfheid
• rigidity• stiffness -
7 stijfheid
-
8 de opvallende stijfheid van zijn begroeting
de opvallende stijfheid van zijn begroetingDeens-Russisch woordenboek > de opvallende stijfheid van zijn begroeting
-
9 de opvallende stijfheid van zijn begroeting
de opvallende stijfheid van zijn begroetingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de opvallende stijfheid van zijn begroeting
-
10 de stijfheid van de pudding
de stijfheid van de puddingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de stijfheid van de pudding
-
11 toenemende stijfheid van de rug
toenemende stijfheid van de rugVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > toenemende stijfheid van de rug
-
12 formality
n. officieel gedrag, gewoonte, regel, formaliteit; gebruikelijkheid; stijfheid, ceremonie[ fo:mælətie] 〈meervoud: formalities〉♦voorbeelden: -
13 raideur
-
14 Steifheit
Steifheit1 stijfheid, stijfte ⇒ houterigheid -
15 жёсткость
ngener. starheid, hardheid, stijfte, taaiheid, stijfheid -
16 онемелость
ngener. stijfheid -
17 скованность
ngener. stijfheid -
18 твёрдость
ngener. fermeteit, fermiteit, hardheid, vastigheid, beslistheid, gedecideerdheid, kordaatheid, standvastigheid, sterkte, stijfheid, vastheid -
19 crick
n. Crick, familienaam, Crick, Francis (1916-2004), Britse biofysicus, winnaar van de 1962 Nobelprijs in Fysiologie voor zijn ontdekking van dubbele spiraalvormige structuur van DNA (samen met James Watson)crick1[ krik] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————crick2〈 werkwoord〉1 verrekken ⇒ verdraaien, ontwrichten♦voorbeelden:1 I cricked my neck/back • ik heb een stijve nek/rug -
20 starch
n. zetmeel; stijfsel; appret; stijfheid--------v. stijvenstarch1[ sta:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zetmeel2 stijfsel♦voorbeelden:————————starch2〈 werkwoord〉1 stijven♦voorbeelden:
- 1
- 2