-
21 HIGH CARBON STEEN
English-Arabic construction engineering dictionary > HIGH CARBON STEEN
-
22 brick
steen -
23 stone
steen -
24 philosophers' stone
steen der wijzen (steen waarvan de alchemisten overtuigd waren dat deze een gewone metalen in goud om kon vormen)→ philosopher's stone philosopher's stone/ -
25 steenbok
steen.bok[st'i:nbɔk] n antílope africano do gênero Raphicerus. -
26 wheel
steenwiel -
27 stone
adj. stenen, van steen--------adv. steke(blind), steen(koud), brood(nuchter), mors(dood)--------n. steen; edelsteen; pit; stenen--------v. met stenen gooien, stenigen; van stenen of pitten ontdoenstone1[ stoon] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.3 ook stone〉♦voorbeelden:3 he weighs 14 stone(s) • hij weegt 14 stone/90 kilorolling stone • zwerver————————stone2〈 werkwoord〉 -
28 quarry
n. wild, prooi; slachtoffer; steengroeve; ruit (v.e. raam)--------v. graven; zoeken; uitgraven, opdelvenquarry1[ kworrie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: quarries〉————————quarry2〈werkwoord; quarried〉♦voorbeelden: -
29 slab
n. (marmer)plaat, platte steen; schaal, schaaldeel; gedenksteen; plak (kaas), moot (vis); operatietafel (slang)--------v. (marmer)plaat, platte steen; schaal, schaaldeel; gedenksteen; plak (kaas), moot (vis)[ slæb] -
30 copestone
n. bovenste steen van een gebouw of andere structuur; laatste hand; toppunt; bekroonde prestatie; steen die bovenste steen is van een muur -
31 clinker
-
32 foundation stone
-
33 make
n. merk--------v. maken; vervaardigen; veroorzaken; creërenmake1[ meek]1 merk2 natuur ⇒ karakter, soort♦voorbeelden:2 maaksel ⇒ fabrikaat, makelij♦voorbeelden:2 of bad make • van slechte makelij, van slecht fabrikaatthat young man is really on the make • die jongeman is een echte streber————————make21 doen ⇒ zich gedragen, handelen♦voorbeelden:we were making toward(s) the woods • wij gingen naar de bossen¶ make believe • spelen, doen alsofyou'll have to make do with this old pair of trousers • je zult het met deze oude broek moeten doenmake away/off • 'm smeren, ervandoor gaanmake away with oneself • zich van kant makenmake away with • doden; meenemen, jattenmake off with • weg/meenemen, jattenmake at someone • op iemand afstormen〈Amerikaans-Engels; informeel〉 make with • komen met, brengen; doen, uitvoerenmake with the drinks, I'm parched • kom op met de drank(jes), ik heb een vreselijke dorstmake with the show • kom op met de show, voer de show opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 maken ⇒ bouwen, fabriceren; scheppen; voortbrengen, veroorzaken; bereiden; (op)maken, opstellen 〈 wet, testament〉2 in een bepaalde toestand/positie brengen ⇒ maken, vormen; maken tot, benoemen tot/als3 (ver)krijgen ⇒ (be)halen, binnenhalen 〈 winst〉, hebben 〈 succes〉; lijden 〈 verlies〉; verdienen; scoren, maken 〈punt enz.〉4 laten ⇒ ertoe brengen, doen, maken dat, dwingen5 voorstellen als ⇒ doen lijken op, afschilderen (als)7 worden ⇒ maken, zijn8 (geschikt) zijn (voor) ⇒ (op)leveren, worden9 afleggen ⇒ overbruggen, doen10 bereiken ⇒ komen tot, halen 〈 snelheid〉, gaan; halen, pakken 〈 trein〉; zien, in zicht krijgen 〈 land〉; bereiken 〈 rang〉, worden ⇒ komen in, halen 〈 ploeg〉11 doen 〈 met handeling als object〉 ⇒ verrichten, uitvoeren 〈 onderzoek〉; geven 〈 belofte〉; nemen 〈 proef〉; houden 〈 redevoering〉♦voorbeelden:1 make coffee/tea • koffie/thee zettenmake dinner • het warme eten klaarmakenmake a house • een huis bouwenGod made man • God schiep de mensmake room • plaats makenmake over a dress • een jurk vermaken/verstellenmake a chair from paper • een stoel van papier makena bridge made of stone • een brug van steen, een stenen brugthey made a cupboard out of oak • zij maakten een kast van eikenhoutthat boy's as fast/bad as they make 'em • die jongen is zo snel/slecht als maar kanthe letter made mother happy • de brief maakte moeder blijthe workers made him their spokesman • de arbeiders maakten hem tot hun woordvoerdermake the news public • het nieuws openbaar makenmake over something (into) • iets ombouwen (tot), iets veranderen (in)make a stone into an axe • van een steen een bijl makenyou've made such a happy man out of me • je hebt van mij zo'n gelukkig mens gemaaktmake a profit of two guilders • een winst van twee gulden maken〈 kaartspel〉 make a trick • een slag maken/binnenhalenhe made a lot on this deal • hij verdiende een hoop aan deze transactie4 you think you can make this old car ride again • je denkt deze oude wagen weer aan de praat te kunnen krijgenthe police made Randy sign the confession • de politie dwong Randy de bekentenis te tekenenthe story made her laugh • het verhaal maakte haar aan het lachenTom was made to tell his adventures once more • Tom moest zijn avonturen nog eens vertellenshe made the food go round • ze zorgde ervoor dat er genoeg eten was voor iedereenhe made himself heard by speaking loud and clear • hij maakte zichzelf verstaanbaar door hard en duidelijk te sprekenyou can't make me • je kunt me niet dwingen5 this book makes the Second Worldwar end in 1943 • dit boek laat de Tweede Wereldoorlog eindigen in 1943the director made Macbeth a villain • de regisseur maakte van Macbeth een schurk6 what do you make the time? • hoe laat heeft u het?I make it seven thirty • ik heb het half achtthree and four make seven • drie en vier is zeventhat makes three who want whisky • dat zijn er drie die whisky willenthat novel makes pleasant reading • die roman laat zich lekker lezenshe will make you the perfect secretary • zij zal de volmaakte secretaresse voor je zijnthe man is made for this job • de man is geknipt voor deze baanafter that he made major • daarna werd hij majoorthis car makes a hundred and thirty km/h • deze auto haalt honderddertig km/umake the front pages • de voorpagina's halenmake port • de haven binnenlopenI wonder how that player could make this team • ik vraag me af hoe die speler in dit team kon komen/rakenmake it • op tijd zijn, het halen; 〈 figuurlijk〉succes hebben, slagenhave it made • geslaagd zijn, op rozen zitten11 make a decision • een beslissing nemen, beslissenmake an effort • een poging doen, pogenmake a phone call • opbellenmake war against/on/with • oorlog voeren tegen/metthis new film will make him or break him • met deze nieuwe film is het erop of eronder voor hemmake something do • zich met iets behelpenyou'll have to make this bike do • je zult het met deze fiets moeten doen〈 slang〉 make it • het doen, een nummertje maken, naaienlet's make it next week/Wednesday • laten we (voor) volgende week/woensdag afsprekenmake little of • onbelangrijk vinden; weinig hebben aan, weinig profijt trekken van; weinig begrijpen vanhe made little of this wonderful opportunity • hij deed weinig met deze prachtkansmake much of • belangrijk vinden; veel hebben aan; veel begrijpen van; veel werk maken van 〈 bijvoorbeeld meisje〉they never made much of reading at home • thuis vonden ze lezen nooit belangrijkmake nothing of • gemakkelijk doen (over), geen probleem maken van; niets begrijpen van〈 informeel〉 want to make something of it? • zocht je soms mot?, knokken?〈 informeel〉 that makes two of us • dat geldt ook voor mij, hier idem ditomake over (to) • vermaken (aan), overmaken (aan), toewijzen (aan) 〈geld e.d.〉what do you make of that story? • wat denk jij van dat verhaal?they couldn't make anything of my notes • ze begrepen niets van mijn aantekeningen -
34 onyx
n. gekleurd kwarts; onyx (dure steen)[ onniks] 〈 voornamelijk enkelvoud〉1 onyx(soort/steen) 〈 soort kwartsgesteente〉 -
35 petrify
v. verstenen; fossiliseren; hard worden; verlammen van schrik[ petriffaj] 〈 petrified〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 doen verstijven ⇒ verbijsteren, verlammen♦voorbeelden:2 be petrified by/with terror • verstijfd/ontzet zijn van schrik -
36 rock
n. rots; "Rock"muziek; beweging--------v. zacht bewegen; zich bewegen; schokkenrock1[ rok]I 〈eigennaam; Rock; the〉2 rotsblok3 (steen)rots ⇒ steun, toeverlaat4 〈 voornamelijk Brits-Engels〉zuurstok/pepermuntstaaf/kaneelstok♦voorbeelden:as solid as a rock • oersolide, onwrikbaar; betrouwbaarbe on the rocks • op de klippen gelopen/gestrand zijn 〈 ook figuurlijk〉; naar de knoppen zijn; 〈 informeel〉 (financieel) aan de grond (zitten)〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 on the rocks • on the rocks/op ijs(blokjes) geserveerd 〈 van dranken〉————————rock21 schommelen ⇒ wieg(el)en, deinenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
37 stumbling block
struikelblok, hindernis, belemmering; steen des aanstootsstumbling block -
38 turquoise
n. turkoois (steensoort, naam van goede steen, uitzonderlijke steen; groenblauwige kleur)[ tə:kwojz] 〈 vaak attributief〉1 turkoois -
39 Sisyphus
n. sisyphus (figuur uit Griekse mythologie, wiens straf was een zeer zware steen een berg op te duwen, terwijl de steen altijd terugkeerde en viel) -
40 fire brick
vuurvaste steen, steen die hoge temperaturen kan weerstaan
См. также в других словарях:
Steen — ist ein Familienname. Inhaltsverzeichnis 1 Herkunft und Bedeutung 2 Namensträger 3 Sonstiges 4 Siehe auch … Deutsch Wikipedia
STEEN (J.) — STEEN JAN (1626 1679) Peintre de genre par excellence, Jan Steen est le fils d’un brasseur hollandais. Né à Leyde, et successivement élève de Nicolas Knupfer à Utrecht, d’Adriaen van Ostade à Haarlem et de Jan van Goyen à La Haye, il assimilera… … Encyclopédie Universelle
Steen — Steen, MN U.S. city in Minnesota Population (2000): 182 Housing Units (2000): 72 Land area (2000): 0.423750 sq. miles (1.097508 sq. km) Water area (2000): 0.000000 sq. miles (0.000000 sq. km) Total area (2000): 0.423750 sq. miles (1.097508 sq.… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
Steen, MN — U.S. city in Minnesota Population (2000): 182 Housing Units (2000): 72 Land area (2000): 0.423750 sq. miles (1.097508 sq. km) Water area (2000): 0.000000 sq. miles (0.000000 sq. km) Total area (2000): 0.423750 sq. miles (1.097508 sq. km) FIPS… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
Steen — (st[=e]n), n. [AS. st[=ae]na. See {Stone}.] [Written also {stean}.] 1. A vessel of clay or stone. An huge great earth pot steane. Spenser. [1913 Webster] 2. A wall of brick, stone, or cement, used as a lining, as of a well, cistern, etc.; a… … The Collaborative International Dictionary of English
Steen — Steen, v. t. [AS. st[=ae]nan to adorn with stones or gems. See {Stone}.] To line, as a well, with brick, stone, or other hard material. [Written also {stean}, and {stein}.] [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Steen [1] — Steen, Jan van S., geb. 1636 in Leyden; Genremaler, Schüler Browers u. van Goyers; malte Scenen aus dem gemeinsten Leben, wozu er sich auch ein Wirthshaus pachtete, um in ununterbrochener Anschauung solcher zu bleiben; st. 1689 … Pierer's Universal-Lexikon
Steen [2] — Steen, holländisches Gewicht von 3 niederländischen Pond, also genau 3 Kilogrammes … Pierer's Universal-Lexikon
Steen [1] — Steen (holländ., »Stein«), früheres niederländ. Gewicht zu 8 Ponden = 3,9527 kg, seltener zu 6 Ponden, 1816–70 = 3 kg … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Steen [2] — Steen, 1) Jan, holländ. Maler, geb. 1626 in Leiden, begraben daselbst 3. Febr. 1679, war Schüler N. Knupfers in Utrecht und Jan van Goyens im Haag und bildete sich auch nach A. van Ostade und Frans Hals. 1648 ließ er sich in die Malergilde zu… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Steen — Steen, Jan, holländ. Genremaler, geb. um 1626 zu Leiden, Besitzer einer Schankwirtschaft in Leiden, gest. das. 1679; malte: Wie die Alten sungen, so zwitschern auch die Jungen (Amsterdam), Bohnenkönigsfest (Cassel), Arzt bei kranker Frau, Lockere … Kleines Konversations-Lexikon