-
1 trait
trait1 [tre]〈m.〉3 steek ⇒ sneer, rake opmerking4 staaltje ⇒ daad, inval♦voorbeelden:trait pour trait • zeer nauwkeurig, preciestrait d'esprit • geestige, gevatte opmerkingtrait de génie • geniale inval, geniaal ideetrait carré • loodlijnboire à longs, à grands traits • met grote slokken, gulzig drinkenavoir trait à • betrekking hebben opboire d' un (seul) trait • in een teug (leeg)drinken〈 figuurlijk〉 faire qc. d' un trait • iets achter elkaar, in één ruk door doenpartir comme un trait • er als een pijl uit de boog vandoor gaan————————trait2 [tre]〈 werkwoord〉 → traire1. m1) teug, slok2) pijl3) lijn, streep4) kenmerk, eigenschap6) daad, staaltje2. traitsm pl -
2 échantillon
échantillon [eesĵãtiejõ]〈m.〉1 monster ⇒ staal, proefstuk2 staaltje ⇒ proef, blijk♦voorbeelden:m1) monster, staal, proef2) steekproef -
3 prodige
prodige [proddiezĵ]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:un prodige d'ingéniosité • een staaltje van vindingrijkheidtenir du prodige • aan het wonderbaarlijke grenzenm -
4 spécimen
spécimen [speesiemen]〈m.〉2 proefexemplaar ⇒ proefnummer, monster♦voorbeelden:m1) specimen, staaltje -
5 un prodige d'ingéniosité
un prodige d'ingéniositéDictionnaire français-néerlandais > un prodige d'ingéniosité
См. также в других словарях:
Muster, das — Das Muster, des s, plur. ut nom. sing. Diminut. das Müsterchen, Oberd. Müsterlein. 1. Ein jeder Gegenstand, welcher nachgeahmet wird, besonders so fern er zugleich die Art und Weise der Nachahmung zeiget. So wohl, 1) der physischen und… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart