-
1 sport
n. sport; grap; spot; fidele vent; fidele meid; ; spel; vermaak; sportief iemand--------v. sporten, zich ontspannen, zich verlustigen, spelensport1[ spo:t]1 sportieve meid/kerel2 〈 informeel〉meid/kerel ⇒ vriend(in), kameraad♦voorbeelden:2 hello, old sport • zo, beste kerel!1 sport2 jacht♦voorbeelden:1 pret ⇒ spel, plezier2 speelbal ⇒ slachtoffer, mikpunt♦voorbeelden:make sport of • voor de mal houdenIV 〈 meervoud〉1 sportdag ⇒ sportevenement/manifestatie2 atletiek3 sport————————sport2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 pronken met ⇒ vertonen, te koop lopen met♦voorbeelden: -
2 sports event
-
3 barracking
n. kreten van afkeuring (gedurende een sportevenement) -
4 cheerleading
n. kandidaat bij een toejuichgroep (bij sportevenement) -
5 tyson
adv. heel erg en onzinnig boos en speciaal met betrekking tot een sportevenement (verwijzend naar de boxer Mike Tyson, bv.:"He was absolutely Tyson in the Monday Night Hockey opener against the Canadians") -
6 événement
〈m.〉1 (belangrijke) gebeurtenis ⇒ belevenis, voorval♦voorbeelden:attendre un heureux événement • in (blijde) verwachting zijnje suis dépassé par les événements • de dingen groeien me boven het hoofddepuis les événements • sinds de oorlogm2) belevenis, voorval -
7 événement sportif
événement sportif -
8 Sportereignis
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский