-
1 бранить
vgener. schelden, kijven op (iem.), schimpen, smaden -
2 позорить
vgener. schandaliseren, schenden, schennen, blameren, schandvlekken, schimpen, smaden -
3 поносить
vgener. affronteren, afgeven op (iets, iem.) (кого-л., в его отсутствие), beschimpen, blameren, kwaadspreken (кого-л.), schelden (op-êîãî-ô.), schimpen (op-êîãî-ô.), smaden, smalen, verguizen -
4 ругать
vgener. vloeken, (iem.) met scheldwoorden bejegenen, afgeven op (iets, iem.) (что-л., кого-л.), beschimpen, schelden, schimpen, smaden, tegen (iem.) uitpakken (кого-л.), uit schelden, uitmaken, uitschelden -
5 revile
v. schelden, schimpen, smaden, beschimpen♦voorbeelden:1 revile against/at something/someone • afgeven op iets/iemand -
6 hold in contempt
het gerechtshof honen, smaden -
7 *honnir
*honnir ['onnier]1 smaden ⇒ honen, laken, te schande maken♦voorbeelden:être honni de, par tout le monde • door iedereen veracht worden -
8 schmähen
-
9 verunglimpfen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский