-
1 slapheid
♦voorbeelden: -
2 slapheid
1 [het niet gespannen zijn] slackness♦voorbeelden: -
3 slapheid
мягкость; бесхарактерность, слабоволие, мягкотелость; бесхребетность; дряблость; рыхлость; вялость; нерешительность; гибкость* * *сущ.общ. бессилие, вялость, дряблость, слабость -
4 slapheid
I.deSchlaffheit fII.deSchlappheit f -
5 slapheid
n. slackness, languor, enervation, insipidness, tenuity, fall -
6 slapheid
-
7 slapheid
abattement -
8 uit slapheid toestemmen
uit slapheid toestemmen -
9 de slapheid van het touw
de slapheid van het touwVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de slapheid van het touw
-
10 karakterloze slapheid
karakterloze slapheidVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > karakterloze slapheid
-
11 inertie
-
12 lâcheté
lâcheté [laasĵtee]〈v.〉1 lafheid3 zwakheid ⇒ slapheid, gebrek aan wilskrachtf1) lafheid2) laffe daad3) slapheid, zwakheid -
13 mollesse
-
14 slapte
-
15 бессилие
n1) gener. krachteloosheid, lamheid, matheid, onmacht, flauwheid, flauwigheid, gebrokenheid, machteloosheid, onvermogen, slapheid, slapte, zwakte2) med. astenie -
16 вялость
ngener. lamlendigheid, fletsheid, meligheid, flauwheid, flauwigheid, indolentie, laksheid, loomheid, lusteloosheid, slapheid, slapte, sufheid, traagheid -
17 дряблость
ngener. fletsheid, slapheid, slapte -
18 слабость
n1) gener. krankheid, aftakeling, flauwheid, flauwigheid, inzinking (физическая), onvermogen, tederheid, tengerheid, zwakheid, zwak, krachteloosheid, lamheid, matheid, murwheid, onmacht, slapheid, slapte, zwakte2) med. astenie3) plant.grow. (о здоровье) voosheid -
19 laxity
n. slordigheid; laksheid; ongehoorzaamheid2 laksheid ⇒ nalatigheid, luiheid -
20 weakness
Страницы