-
1 sap
n. vocht; spint; sufferd, sul (slang); kracht; energie; iemand die besnijdt--------v. ondermijnen; slapmaken; moemakensap1[ sæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 levenskracht ⇒ energie, vitaliteit♦voorbeelden:————————sap2〈werkwoord; sapped〉1 aftappen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ sap onttrekken aan; 〈 figuurlijk〉 levenskracht onttrekken aan, uitputten -
2 sabel
-
3 sabel
I 〈de〉1 [slagwapen] sabre♦voorbeelden:met een sabel doorboren • run through with a sabreII 〈 het〉1 [bont] sable -
4 Hiebwaffe
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский