-
1 fügen
fügen♦voorbeelden:zu einem Geschenk noch etwas Wertvolles fügen • aan een geschenk nog iets waardevols toevoegen〈 figuurlijk〉 Dinge zu einem Ganzen fügen • zaken tot een geheel samenvoegen, verbinden3 er wusste es so zu fügen, dass … • hij wist het zo te plooien, schikken, dat …der Zufall fügte es, dass … • het toeval wilde dat …1 zich voegen, zich schikken ⇒ zich aanpassen♦voorbeelden:1 sich jemandes Wünschen fügen • zich naar iemands wensen voegen, schikkensich in sein Schicksal fügen • zich in zijn lot schikken -
2 Aneinanderfügung
-
3 Dinge zu einem Ganzen fügen
Dinge zu einem Ganzen fügenzaken tot een geheel samenvoegen, verbindenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > Dinge zu einem Ganzen fügen
-
4 addieren
-
5 etwas ineinander fügen
iets ineen-, samenvoegen -
6 fugen
-
7 ineinander
ineinander1 in elkaar, ineen♦voorbeelden:etwas ineinander fügen • iets ineen-, samenvoegensich ineinander fügen • in elkaar grijpen, ineensluitenineinander greifen • in elkaar grijpendie Farben sind ineinander gelaufen • de kleuren zijn doorgelopen -
8 verbinden
verbinden2 dicht-, toebinden ⇒ blinddoeken♦voorbeelden:1 zich verbinden ⇒ een verbond aangaan, sluiten -
9 vereinen
-
10 vereinigen
vereinigen♦voorbeelden: -
11 zusammenfassen
-
12 zusammenfügen
-
13 zusammenlegen
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский