-
1 salueren
-
2 aanslaan
1 [snel en kort raken] frapper3 [gereedmaken] mettre en état de fonctionner4 [beslag leggen op] confisquer5 [dieper indrijven] enfoncer♦voorbeelden:een toets aanslaan • frapper une touche2 iemand hoog aanslaan • avoir qn. en haute estimeiemand te hoog aanslaan • surestimer qn.iemand te laag aanslaan • sousestimer qn.→ link=toon toon1 [m.b.t. een motor] démarrer2 [zich aan de oppervlakte vasthechten] se déposer3 [beslaan] s'embuer4 [goed ontvangen worden] être bien accueilli5 [even geluid geven] se mettre à faire du bruit6 [wortel schieten] prendre7 [salueren] saluer♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
salutieren — Vsw militärisch grüßen per. Wortschatz fach. (16. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus l. salūtāre grüßen, begrüßen , zu l. salūs ( ūtis) Gesundheit , vgl. den Gruß l. salvē. Dieses zu l. salvus heil . Abstraktum: Salut. Ebenso nndl.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache