-
1 renpaard
-
2 renpaard
-
3 renpaard
-
4 renpaard
n. galloping horse, racehorse, racer, courser -
5 renpaard
ocheval m de course -
6 renpaard
yarış atı [-nı] s -
7 geld zetten op een renpaard
geld zetten op een renpaard -
8 geld zetten op een renpaard
geld zetten op een renpaardVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > geld zetten op een renpaard
-
9 trkacki konj
renpaard -
10 race horse
renpaard -
11 saddle horse
renpaard -
12 racehorse
-
13 racer
-
14 беговая лошадь
adjgener. racepaard, renpaard -
15 рысак
ngener. loper, draver, harddraver, racepaard, renpaard -
16 also-ran
-
17 flyer
n. vlugschrift, folder, brochure; pilootflyer, flier[ flajjə]3 zeer snel iets/iemand ⇒ 〈 in het bijzonder van vervoermiddel〉 snel/exprestrein; renpaard -
18 jockey
n. jockey, rijder op renpaard (professioneel); werker--------v. door bedrog krijgen; (iem.) wegwerken; knoeien; manoeuvreren, met de ellebogen werkenjockey1[ dzjokkie] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 jockey————————jockey2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
19 nag
n. knol, slecht/oud paard; zeurkous--------v. vitten; zeuren; lastig vallennag1[ næg] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————nag2〈werkwoord; nagged〉1 zeuren ⇒ zaniken, vitten♦voorbeelden:nag at someone • iemand aan het hoofd zeuren -
20 pony
n. pony, klein paard[ poonie] 〈meervoud: ponies〉
Страницы
- 1
- 2