-
1 régisseur
régisseur [reezĵiesur]〈m.〉1 toneelmeester ⇒ inspiciënt, technische leider2 rentmeester ⇒ beheerder, bestuurder♦voorbeelden: -
2 Regisseur
-
3 régisseur de plateau
régisseur de plateau -
4 режиссёр
regisseur -
5 stage manager
-
6 director
-
7 Shaw
n. Shaw (George Bernard, engels regisseur; Erwin, Amerikaans schrijver en regisseur) -
8 metteur
metteur [mettur],metteuse [metteuz]〈m., v.〉♦voorbeelden:metteur en pages • (vorm)opmakermetteur au point • afsteller, afsteltechnicusmetteur en scène • regisseur -
9 режиссёр
ngener. cineast, kineast, regisseur, spelleider -
10 make
n. merk--------v. maken; vervaardigen; veroorzaken; creërenmake1[ meek]1 merk2 natuur ⇒ karakter, soort♦voorbeelden:2 maaksel ⇒ fabrikaat, makelij♦voorbeelden:2 of bad make • van slechte makelij, van slecht fabrikaatthat young man is really on the make • die jongeman is een echte streber————————make21 doen ⇒ zich gedragen, handelen♦voorbeelden:we were making toward(s) the woods • wij gingen naar de bossen¶ make believe • spelen, doen alsofyou'll have to make do with this old pair of trousers • je zult het met deze oude broek moeten doenmake away/off • 'm smeren, ervandoor gaanmake away with oneself • zich van kant makenmake away with • doden; meenemen, jattenmake off with • weg/meenemen, jattenmake at someone • op iemand afstormen〈Amerikaans-Engels; informeel〉 make with • komen met, brengen; doen, uitvoerenmake with the drinks, I'm parched • kom op met de drank(jes), ik heb een vreselijke dorstmake with the show • kom op met de show, voer de show opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 maken ⇒ bouwen, fabriceren; scheppen; voortbrengen, veroorzaken; bereiden; (op)maken, opstellen 〈 wet, testament〉2 in een bepaalde toestand/positie brengen ⇒ maken, vormen; maken tot, benoemen tot/als3 (ver)krijgen ⇒ (be)halen, binnenhalen 〈 winst〉, hebben 〈 succes〉; lijden 〈 verlies〉; verdienen; scoren, maken 〈punt enz.〉4 laten ⇒ ertoe brengen, doen, maken dat, dwingen5 voorstellen als ⇒ doen lijken op, afschilderen (als)7 worden ⇒ maken, zijn8 (geschikt) zijn (voor) ⇒ (op)leveren, worden9 afleggen ⇒ overbruggen, doen10 bereiken ⇒ komen tot, halen 〈 snelheid〉, gaan; halen, pakken 〈 trein〉; zien, in zicht krijgen 〈 land〉; bereiken 〈 rang〉, worden ⇒ komen in, halen 〈 ploeg〉11 doen 〈 met handeling als object〉 ⇒ verrichten, uitvoeren 〈 onderzoek〉; geven 〈 belofte〉; nemen 〈 proef〉; houden 〈 redevoering〉♦voorbeelden:1 make coffee/tea • koffie/thee zettenmake dinner • het warme eten klaarmakenmake a house • een huis bouwenGod made man • God schiep de mensmake room • plaats makenmake over a dress • een jurk vermaken/verstellenmake a chair from paper • een stoel van papier makena bridge made of stone • een brug van steen, een stenen brugthey made a cupboard out of oak • zij maakten een kast van eikenhoutthat boy's as fast/bad as they make 'em • die jongen is zo snel/slecht als maar kanthe letter made mother happy • de brief maakte moeder blijthe workers made him their spokesman • de arbeiders maakten hem tot hun woordvoerdermake the news public • het nieuws openbaar makenmake over something (into) • iets ombouwen (tot), iets veranderen (in)make a stone into an axe • van een steen een bijl makenyou've made such a happy man out of me • je hebt van mij zo'n gelukkig mens gemaaktmake a profit of two guilders • een winst van twee gulden maken〈 kaartspel〉 make a trick • een slag maken/binnenhalenhe made a lot on this deal • hij verdiende een hoop aan deze transactie4 you think you can make this old car ride again • je denkt deze oude wagen weer aan de praat te kunnen krijgenthe police made Randy sign the confession • de politie dwong Randy de bekentenis te tekenenthe story made her laugh • het verhaal maakte haar aan het lachenTom was made to tell his adventures once more • Tom moest zijn avonturen nog eens vertellenshe made the food go round • ze zorgde ervoor dat er genoeg eten was voor iedereenhe made himself heard by speaking loud and clear • hij maakte zichzelf verstaanbaar door hard en duidelijk te sprekenyou can't make me • je kunt me niet dwingen5 this book makes the Second Worldwar end in 1943 • dit boek laat de Tweede Wereldoorlog eindigen in 1943the director made Macbeth a villain • de regisseur maakte van Macbeth een schurk6 what do you make the time? • hoe laat heeft u het?I make it seven thirty • ik heb het half achtthree and four make seven • drie en vier is zeventhat makes three who want whisky • dat zijn er drie die whisky willenthat novel makes pleasant reading • die roman laat zich lekker lezenshe will make you the perfect secretary • zij zal de volmaakte secretaresse voor je zijnthe man is made for this job • de man is geknipt voor deze baanafter that he made major • daarna werd hij majoorthis car makes a hundred and thirty km/h • deze auto haalt honderddertig km/umake the front pages • de voorpagina's halenmake port • de haven binnenlopenI wonder how that player could make this team • ik vraag me af hoe die speler in dit team kon komen/rakenmake it • op tijd zijn, het halen; 〈 figuurlijk〉succes hebben, slagenhave it made • geslaagd zijn, op rozen zitten11 make a decision • een beslissing nemen, beslissenmake an effort • een poging doen, pogenmake a phone call • opbellenmake war against/on/with • oorlog voeren tegen/metthis new film will make him or break him • met deze nieuwe film is het erop of eronder voor hemmake something do • zich met iets behelpenyou'll have to make this bike do • je zult het met deze fiets moeten doen〈 slang〉 make it • het doen, een nummertje maken, naaienlet's make it next week/Wednesday • laten we (voor) volgende week/woensdag afsprekenmake little of • onbelangrijk vinden; weinig hebben aan, weinig profijt trekken van; weinig begrijpen vanhe made little of this wonderful opportunity • hij deed weinig met deze prachtkansmake much of • belangrijk vinden; veel hebben aan; veel begrijpen van; veel werk maken van 〈 bijvoorbeeld meisje〉they never made much of reading at home • thuis vonden ze lezen nooit belangrijkmake nothing of • gemakkelijk doen (over), geen probleem maken van; niets begrijpen van〈 informeel〉 want to make something of it? • zocht je soms mot?, knokken?〈 informeel〉 that makes two of us • dat geldt ook voor mij, hier idem ditomake over (to) • vermaken (aan), overmaken (aan), toewijzen (aan) 〈geld e.d.〉what do you make of that story? • wat denk jij van dat verhaal?they couldn't make anything of my notes • ze begrepen niets van mijn aantekeningen -
11 producer
n. fabrikant; producent[ prədjoe:sə] -
12 residual
adj. overgebleven--------n. overblijfsel, iets wat overgebleven is; aandelen betaald aan een artiest, regisseur of een schrijver (voor herhaald gebruik van een film, spel, radio of televisiereclame waarin de artiest voorkomt; positief of negatief numeriek verschil tussen getallen[ rizzidzjoeəl] -
13 the director made Macbeth a villain
English-Dutch dictionary > the director made Macbeth a villain
-
14 Bernardo Bertolucci
n. Bernardo Bertolucci, (geboren in 1940) Italiaans geboren filmschrijver en regisseur -
15 Branagh
n. Kenneth Branagh, Britse filmacteur en regisseur (bekend uit uitvoeringen van Shakespeare) -
16 Cronenberg
n. Cronenberg, familienaam, David Cronenberg (geboren 1943) als David Paul Cronenberg, Canadees regisseur van griezel- en science fictionfilms -
17 Demille
n. Cecil B. DeMille (1881-1959), Amerikaansr filmregisseur en -producent, winnaar van Academie Prijs, een van de makers van de eerste speelfilm, regisseur van "The Ten Commandments" ("De Tien Geboden")(1956); familienaam -
18 Disney
n. Disney, familienaam; Disney (Walt, Amerikaanse regisseur v. tekenfilms), (1901-1966) Amerikaanse tekenaar van tekenfilms, filmmaker, filmregisseur, pionier op gebied van de tekenfilms, oprichter van Disneyland; Walt Disney bedrijf, een van de grootste media en amusementsbedrijven ter wereld in 1923 opgericht door Walt Disney en zijn broer; stad in Oklahoma (V.S.) -
19 Francis Ford Coppola
n. Francis Ford Coppola (amerikaans regisseur,scenario schrijver en producer) -
20 Francois Truffaut
n. Francois Truffaut (1932-1984) Frans regisseur en filmcriticus
См. также в других словарях:
Regisseur(in) — Regisseur(in) … Deutsch Wörterbuch
Regisseur — Regisseur … Deutsch Wörterbuch
régisseur — régisseur, euse [ reʒisɶr, øz ] n. • 1724; de régir 1 ♦ Personne qui administre, qui gère (une propriété). ⇒ gérant, intendant. Le régisseur du domaine. 2 ♦ (1835) Régisseur d un théâtre : personne qui organise matériellement les représentations … Encyclopédie Universelle
Regisseur — Régisseur Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom … Wikipédia en Français
Regisseur — (spr. Reschissöhr), s. u. Regie … Pierer's Universal-Lexikon
Regisseur — (franz., spr. schißȫr), s. Regie … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Regisseur — Regisseur, s. Regie … Kleines Konversations-Lexikon
Regisseur — Sm Regie … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
regisseur — , régisseur (ray zhee SEUR) [French: manager; agent] A stage director or stage manager for a theatrical work … Dictionary of foreign words and phrases
Regisseur — ↑ Regie … Das Herkunftswörterbuch
régisseur — [rā zhē sër′] n. [Fr] a stage director … English World dictionary