-
1 overmaken
refaire -
2 overdoen
refaire, vendre -
3 repareren
refaire, réformer, remédier, réparer, restaurer -
4 restaureren
refaire, restaurer -
5 verhelpen
refaire, réformer, remédier, réparer, restaurer -
6 overdoen
-
7 overmaken
-
8 bijmaken
-
9 bijmengen
-
10 bijpraten
♦voorbeelden:we zijn weer helemaal bijgepraat • nous nous sommes raconté tout ce que nous avions à nous dire depuis la dernière fois -
11 boven water komen
boven water komen -
12 boven
boven1〈 bijwoord〉1 [algemeen] en haut♦voorbeelden:iemand boven laten • faire monter qn.boven was het uitzicht fantastisch • en haut, la vue était splendidewij staan boven aan de lijst • nous sommes en haut de la listede bordjes staan boven in de kast • les assiettes sont en haut de l'armoirenaar boven gaan • monterde man zat boven op het huis • l'homme était sur le toit de la maisontot boven aan toe • jusqu'en hautvan boven bekijken • regarder d'en hautvan boven tot onderen • de haut en basde vierde regel van boven • la quatrième ligne à partir du hautvan boven af • à partir du haut¶ Oranje boven! • vive la maison d'Orange!weer boven komen • refaire surfacedat gaat mijn verstand te boven • ça me dépassedat gaat mijn financiële draagkracht te boven • c'est au-dessus de mes moyenste boven komen • venir à bout dehij is de operatie te boven (gekomen) • il s'est remis de son opérationhij is alle moeilijkheden te boven (gekomen) • il a repris le dessuseen maatschappelijke hervorming moet van boven af beginnen • une réforme sociale doit partir du sommet————————boven2〈 voorzetsel〉1 [algemeen] au-dessus de2 [behalve] en plus de♦voorbeelden:niet boven de begroting gaan • ne pas dépasser les limites d'un budgetde rekening komt boven de honderd gulden • la note dépasse les cent florinskinderen boven de drie jaar • les enfants de plus de trois anseen majoor staat boven een kapitein • un colonel est au-dessus d'un capitainede bel zit boven het naamplaatje • la sonnette est placée au-dessus de la plaquehij staat ver boven zijn tijdgenoten • il est très supérieur à ses contemporainshij is boven alle verdenking verheven • il est au-dessus de tout soupçontien graden boven het vriespunt • dix degrés au-dessus de zéroiemand bevoorrechten boven een ander • favoriser une personne au détriment d'une autreuitmunten boven • être supérieur (à)uitsteken boven • dépasser de2 hij verdient nog wel duizend gulden boven zijn maandsalaris • en plus de son mois, il gagne bien encore mille florinsboven de wind • au vent -
13 de wereld veranderen
de wereld veranderen -
14 een nieuw leven beginnen
een nieuw leven beginnen -
15 hemelbestormer
♦voorbeelden: -
16 kracht
♦voorbeelden:kracht van wet hebben • avoir force de loimet alle kracht • de toutes ses forcesiets uit, op eigen kracht doen • faire qc. par ses propres moyenshij heeft zich op eigen kracht omhooggewerkt • il s'est élevé à la force du poigneteen amulet heeft magische kracht • une amulette a un pouvoir magiquestille krachten • pouvoirs occultesde stuwende kracht in een bedrijf • le moteur, l'animateur d'une entrepriseeen wet met terugwerkende kracht • une loi rétroactivemet vereende krachten • dans un effort communhet eist te veel van zijn krachten • c'est au-dessus de ses forcesdat kost kracht • c'est un travail de forcedaarin ligt zijn (grote) kracht • c'est ce qui fait sa forcezijn krachten meten met iemand • se mesurer avec qn.nieuwe krachten opdoen • refaire ses forceskracht putten uit iets • puiser sa force dans qc.zijn krachten sparen • ménager ses forceslaten we onze krachten verenigen • unissons nos effortszijn krachten wijden aan iets • consacrer tous ses efforts à qc.in de kracht van zijn leven • dans la force de l'âgeweer op krachten komen • reprendre des forcesvan kracht zijn • être en vigueurvan kracht worden • prendre effetvan kracht blijven • rester en vigueureen losse kracht • un employé temporaire -
17 leven
leven1〈 het〉♦voorbeelden:een bruin leven • une vie de cocagneeen dubbel leven leiden • mener une vie doublehet leven wordt steeds duurder • (le coût de) la vie ne cesse d'augmenterzijn eigen leven leiden • vivre sa viedat verhaal is een eigen leven gaan leiden • ce récit est devenu un tout indépendant du contexteeen lekker leventje leiden • se la couler doucedat is een lekker leventje • c'est la belle vieals je leven je lief is • si ta vie t'est précieuseeen lui leventje • une petite vie pépèrenieuw leven inblazen • revitalisereen nieuw leven beginnen • refaire sa viehet ongeboren leven • la vie foetaleeen ongeregeld leven leiden • mener une vie de bâton de chaiseeen teruggetrokken leven leiden • mener une vie retiréeeen verdorven leven leiden • mener une vie dissolueeen vrolijk leventje leiden • mener joyeuse viehij danste alsof zijn leven er van afhing • il dansait comme si c'était une question de vie ou de mortzich het leven benemen, zich van het leven beroven • se suiciderals vrijgezel door het leven gaan • être célibatairezijn leven hangt aan een zijden draad(je) • sa vie pend à un filhet leven erbij inschieten • y laisser la viezo is het leven • c'est la vieiemand het leven laten • laisser la vie sauve à qn.iemand het leven ontnemen • ôter la vie à qn.zijn leven redden • sauver sa viehet leven schenken aan • donner la vie àhoe staat het leven? • comment ça va?voor zijn leven strijden • défendre sa peauzijn leven wagen • risquer sa viemijn leven lang • ma vie durantbij, tijdens zijn leven • de son vivantzich door het leven slaan • se débrouiller dans la viein leven • en vieiets in het leven roepen • mettre qc. sur piedhet leven in het hiernamaals • (la vie de) l'au-delàmet zijn leven spelen • risquer sa vieiemand naar het leven staan • attenter à la vie de qn.om het leven komen • trouver la mortiemand om het leven brengen • tuer qn.uit het leven gegrepen • pris sur le vifvan zijn leven niet • jamais de la vieheb je van je leven! • a-t-on jamais vu ça!voor zijn leven geborgen zijn • avoir du foin dans ses bottes pour le restant de ses jourshij is voor zijn leven ongelukkig • il est malheureux pour la vievoor het leven benoemd • nommé à viezij heeft geen leven bij die man • ce n'est pas une vie (pour elle) auprès de cet hommeeen leven als een luis op een zeer hoofd hebben • vivre comme un coq en pâte〈 spreekwoord〉 zolang er leven is, is er hoop • tant qu'il y a de la vie, il y a de l'espoir¶ dat brengt leven in de brouwerij • 〈 het wordt levendig〉 cela met de l'entrain; 〈 de zaken gaan vooruit〉 les affaires prennent tournuretoen begon het lieve leventje • …, ce qui mit le feu aux poudreswat is er een leven op straat! • quelle animation il y a dans la rue!leven maken • faire du tapagezij is in het leven • elle est prostituéenaar het leven tekenen • dessiner d'après natureeen leven als een oordeel • un tapage infernal————————leven21 vivre♦voorbeelden:leeft die vaas nog? • ce vase n'est toujours pas cassé?blijven leven • rester en viemen moet leven en laten leven • il faut vivre et laisser vivrewe moeten daar nog een jaar mee leven • il faudra supporter cela un an encorestil gaan leven • se retirer des affairesin angst leven • vivre dans l'angoissemet deze man valt niet te leven • cet homme est invivablenaar iets toe leven • se réjouir à l'idée de qc.leven tussen hoop en vrees • flotter entre l'espoir et la craintehij leeft van rijst • il vit de rizvan zijn rente leven • vivre de ses renteshij heeft genoeg om van te leven • il a de quoi vivrevan dit vak kun je niet leven • ce métier ne nourrit pas son hommezo waar als ik leef • aussi vrai que j'existezij leven langs elkaar heen • ils vivent chacun de leur côtémen moet ermee leren leven • il faudra bien s'y faire〈 spreekwoord〉 wie dan leeft, die dan zorgt • qui vivra, verra¶ leve de koningin! • vive la reine!dat portret leeft • ce portrait vitdeze romanpersonages leven • les personnages de ce roman sont vrais -
18 nieuwe krachten opdoen
nieuwe krachten opdoen -
19 opkalefateren
opkalefateren, opkalfateren1 retaper♦voorbeelden:zich opkalefateren • 〈 zich opmaken〉 se refaire la façade; 〈 zich aankleden〉 se mettre sur son trente-et-un -
20 overdoen
1 [nog eens doen] refaire2 [verkopen] céder3 [van het ene in het andere doen] transvaser♦voorbeelden:
- 1
- 2
См. также в других словарях:
refaire — [ r(ə)fɛr ] v. tr. <conjug. : 60> • XIIe; de re et 1. faire I ♦ 1 ♦ Faire de nouveau (ce qu on a déjà fait, ou ce qui a déjà été fait). ⇒ recommencer. « Cent fois j avais fait, défait et refait la même page » (Chateaubriand). Refaire… … Encyclopédie Universelle
refaire — Refaire. v. a. Faire encore une fois une chose qu on a desja faite. Refaire le voyage d Italie. aprés avoir achevé sa maison il l a abbatuë pour la refaire. faire deffaire & refaire. il a refait sa paix avec un tel. Il signifie aussi, Recommencer … Dictionnaire de l'Académie française
refaire — Refaire, voyez Faire. Refaire les portes qui sont rompues, Fores effractas restituere, Reficere, voyez Rabiller, Raccoustrer, Radouber. Se refaire, et prendre force comme devant, Se recolligere, Vires redintegrare, Vires resumere, vel colligere,… … Thresor de la langue françoyse
refaire — (re fê r ) v. a. Il se conjugue comme faire. 1° Faire ce qui a déjà été fait. Refaire un travail, un voyage. • Il est vrai que nous ne voyons point qu on jette par terre toutes les maisons d une ville pour le seul dessein de les refaire d… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
REFAIRE — v. a. (Il se conjugue comme Faire. ) Faire encore ce qu on a déjà fait. Refaire un voyage. Refaire un tour de promenade. Refaire un ouvrage, un discours. C est un homme qui passe sa vie à faire, défaire et refaire. Il signifie aussi, Réparer,… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
REFAIRE — v. tr. Faire encore ce qu’on a déjà fait. Refaire un voyage. Refaire un ouvrage, un discours. C’est un homme qui passe sa vie à faire, défaire et refaire. Tout ce qu’il a fait est à refaire. Il signifie aussi Faire une chose pour la première fois … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
refaire — vt. , recommencer ; embellir, rénover, donner une meilleure apparence ; (Saxel) fortifier, redonner des forces, retaper, reconstituer, rétablir, remettre sur pied ou à flot ; (Saxel) réparer ; reproduire, imiter, contrefaire : (a)rfére… … Dictionnaire Français-Savoyard
refaire — refar, refaire, refa refaire ; réparer ; imiter, copier. Si refaire : se refaire, se rétablir … Diccionari Personau e Evolutiu
refaire — v.t. Tromper, duper ; rouler : j ai encore été refait ! □ se refaire v.pr. Compenser ses pertes au jeu. / Se refaire la cerise, reprendre des forces, se soigner … Dictionnaire du Français argotique et populaire
Refaire — Remake Le remake (anglicisme venant du verbe « to remake » qui signifie « refaire ») est, dans le jargon du cinéma, un film adapté à partir d un film existant précédemment. Le nouveau contenu peut être plus ou moins fidèle à l … Wikipédia en Français
Refaire sa tête — ● Refaire sa tête en parlant du chevreuil, du cerf ou du daim, pousser de nouveaux bois … Encyclopédie Universelle