-
21 boot
♦voorbeelden:hij is met de boot weg • il est parti en bateaude boot naar Breskens • le bateau pour Breskensuit de boot vallen • 〈 niet meer meedoen〉 rester sur la touche; 〈 zijn positie verliezen〉 être mis sur la touche〈 figuurlijk〉 de boot is aan! • ça va barder!de boot ingaan • rater son coupiemand in de boot nemen • mener qn. en bateauzich in de boot laten nemen • faire un marché de dupes -
22 sloep
-
23 vlot
vlot1〈 het〉————————vlot2♦voorbeelden:een paar vlotte krabbels • quelques croquis rapidement tracéseen vlotte pen • une plume facileeen vlotte stijl • un style coulantdat boek laat zich vlot lezen • ce livre se lit facilementeen les vlot opzeggen • réciter une leçon d'un seul traitvlot schrijven • écrire avec facilitévlot spreken • parler avec aisanceeen vlot verloop hebben • se dérouler sans encombrevlot antwoorden • avoir la répartie facilevlot verkocht worden • se vendre facilementhij is wat vlotter geworden • il s'est dégourdi un peu -
24 boot
2 [veerboot] ferry3 [reddingsboot] (life) boat♦voorbeelden:1 de boot afhouden • 〈 figuurlijk〉 play for time; 〈 zich aan zijn plicht onttrekken〉 shirk one's responsibilities/duties; 〈 ontwijken〉 refuse to commit oneself, keep one's distancemet de boot reizen • travel by boat/sea2 de boot naar Engeland nemen • take the ferry/boat to England -
25 hulp
♦voorbeelden:medische hulp • medical assistancede reddingsboot hield zich gereed om hulp te verlenen • the lifeboat was standing by (to render emergency assistance)hulp vragen • ask for help/assistanceom hulp roepen • call (out) for helpiemand te hulp komen • come to someone's aidiemand te hulp roepen • call for someone's helpiets zonder hulp doen • do something without anybody's helpeerste hulp (bij ongelukken) • first aid -
26 sloep
-
27 stuurman
stuurman, stuurvrouw2 [iemand die examen voor de vaart heeft afgelegd] mate3 [scheepsofficier] navigating officer♦voorbeelden:2 de eerste/tweede stuurman • first/second mate/officer
Страницы
- 1
- 2