-
41 diep
♦voorbeelden:een diep decolleté • un décolleté profondin diepe gedachten verzonken • plongé dans ses penséesdiep medelijden met iemand hebben • compatir sincèrement au chagrin de qn.twee meter diep • profond de deux mètresin diepe rouw • en grand deuileen diepe stem • une voix gravezes voet diep onder de grond liggen • être à six pieds sous terrehet water is hier diep • l'eau est profonde à cet endroitdiep blauw • (un) bleu profonddiep ongelukkig zijn • être profondément malheureuxhet is diep treurig • c'est très tristediep ademhalen • respirer à fondde plank boog diep door • la planche plia très fortdiep buigen • s'incliner profondémentdiep in iets doordringen • pénétrer au coeur de qc.dat vooroordeel is diep geworteld • ce préjugé est profondément enracinézijn ogen lagen diep • ses yeux étaient enfoncés dans leurs orbitesdiep nadenken • réfléchir profondémentiemand diep vernederen • écraser qn. de son méprisdiep zinken, vallen • tomber bien bashet zit niet erg diep bij hem • il est superficieldiep in zijn hart • dans son for intérieurdiep in het bos • tout au fond du boisdiep in Rusland • au fin fond de la Russiediep onder de dekens kruipen • s'enfoncer profondément sous les couverturesdie twisten duurden tot diep in de 19e eeuw • ces querelles se prolongèrent bien avant dans le XIXe siècle〈 figuurlijk〉 iemand in het diepe gooien • mettre qn. dans le bainuit het diepste van zijn hart • du fond du coeurin het diepst van … • au plus profond de …tot in het diepste van zijn ziel geroerd • ému jusqu'au fond de l'âme -
42 doordenken
doordenken1 réfléchir longuement (à, sur qc.) -
43 doordenker
♦voorbeelden: -
44 een nachtje over iets willen slapen
een nachtje over iets willen slapen(vouloir) réfléchir (à qc.) à tête reposéeDeens-Russisch woordenboek > een nachtje over iets willen slapen
-
45 gaan
4 [begrepen zijn in] entrer (dans)5 [+ over][tot onderwerp hebben] traiter (de)♦voorbeelden:laten we naar de kamer hiernaast gaan • passons à côtégaan liggen • se coucherhet gaat regenen • il va pleuvoirgaan slapen • aller dormirgaan staan • se mettre deboutgaan zitten • s'asseoirertussenuit gaan • changer d'airervantussen gaan • filer〈 figuurlijk〉 er gaat niets boven … • rien ne vaut …deze weg gaat door het bos • ce chemin traverse le boisin de oppositie gaan • passer à l'oppositionin de handel gaan • se lancer dans le commercein de politiek gaan • se lancer dans la politiquedeze weg gaat naar de stad • cette route conduit à la villezijn blik over iets laten gaan • laisser courir son regard sur qc.zijn gedachten over iets laten gaan • réfléchir sur qc.hoe laat gaat de trein? • à quelle heure le train part-il?zullen we gaan? • on y va?daar gaat ie dan • c'est parti, mon kikizij gaan uit elkaar • ils vont se séparerdat boek ging voor ƒ 20,- • ce livre partit pour 20 florinser gaan zes glazen uit een fles • une bouteille contient six verreswaar gaat dat boek over? • de quoi parle ce livre?of dat zal gaan weet ik niet • je ne sais pas si ce sera possiblelijdt hij veel pijn? dat gaat • souffre-t-il beaucoup? ça vaeraan gaan • y passerde zaken gaan goed • les affaires marchent biendat gaat zomaar niet • cela ne se passe pas comme çahet werk gaat slecht • le travail avance maldat gaat vanzelf • cela va tout seulin het zwart gekleed gaan • être en noirmet iemand gaan • être le petit ami, la petite amie de qn.daar gaat het om • tout est làzij gaat over de typekamer • elle est la responsable des dactyloshij gaat voor rijk door • il passe pour richezich te buiten gaan aan • s'adonner àom kort te gaan • brefdaar ga je! • à la tienne!→ link=bel belII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [gesteld zijn; geschieden] aller3 [+ om][als doel hebben] s'agir♦voorbeelden:hoe gaat het (met u)? • comment ça va?het gaat nogal • ça va comme ci comme çahet gaat slecht met de zaken • les affaires vont malzo gaat het nu altijd • c'est toujours la même chosehet gaat • ça va -
46 gedachte
♦voorbeelden:de achterliggende gedachte is dat … • l'idée qui se trouve derrière est que …dit zal je waarschijnlijk op andere gedachten brengen • tu devras sans doute réviser ton point de vueiemands innigste gedachten • les pensées les plus intimes de qn.een gedachte onder woorden brengen • formuler une penséezijn gedachten bij elkaar houden • rassembler ses idéeszijn gedachten bij iets houden • se concentrer sur qc.de gedachte koesteren • caresser l'idéezijn gedachten de vrije loop laten • s'abandonner à ses penséeszijn gedachten over iets laten gaan • réfléchir à qc.iemands gedachten lezen • lire dans la pensée de qn.een gedachte opwekken • susciter une idéezijn gedachten uitdrukken • exprimer sa penséeeen gedachte uiten • exprimer une idéewaar zijn je gedachten? • où as-tu la tête?ik u bedriegen, wat een gedachte! • vous tromper, moi, quelle idée!de gedachte alleen al • rien que d'y penserde gedachte aan zijn vrouw • la pensée de sa femme(diep) in gedachten zijn • être absorbé dans ses penséesiets in gedachten doen • faire qc. sans y penserik zal het in gedachte houden • j'y penseraiin zijn gedachte(n) • dans son espritiets in (zijn) gedachten houden • ne pas perdre qc. de vueiets in zijn gedachten nemen • prendre qc. en considérationer niet bij zijn met zijn gedachten • avoir la tête ailleursop de gedachte komen om • s'aviser denooit uit iemands gedachten zijn • ne jamais sortir de l'esprit de qn.van gedachten wisselen • échanger des points de vuevan gedachten veranderen • changer d'aviszijn eerste gedachte was • sa première pensée fut (de)→ link=wens wensiemand tot andere gedachten brengen • amener qn. à changer d'avisiemand tot betere gedachten brengen • ramener qn. à de meilleures penséesin gedachte(n) met, van iemand verschillen • ne pas partager l'avis de qn.op twee gedachten hinken • ne savoir sur quel pied danservan gedachte zijn dat • être d'avis que -
47 gemak
♦voorbeelden:1 houd je gemak! • ne t'emballe pas!zijn gemak (ervan) nemen • se mettre à l'aisemet gemak • facilementop zijn gemak gaan zitten • s'installer confortablementzich op zijn gemak voelen • se sentir à l'aiseiemand op zijn gemak stellen • mettre qn. à l'aisehij heeft op zijn dooie gemak gewonnen • il a gagné les doigts dans le nezniet op zijn gemak zijn • être mal à l'aiseop zijn gemak nadenken • réfléchir à tête reposée2 gemak dient de mens • pourquoi se compliquer la vie?een cv is een gemak • le chauffage central est très commodevan alle gemakken voorzien zijn • avoir tout le confortvoor het gemak • pour plus de commodité -
48 hij wil bedenktijd
hij wil bedenktijd -
49 iemand aan het denken zetten
iemand aan het denken zettenfaire réfléchir qn. -
50 iets kritiekloos aanvaarden
iets kritiekloos aanvaardenaccepter qc. sans réfléchir -
51 kritiekloos
♦voorbeelden:1 iets kritiekloos aanvaarden • accepter qc. sans réfléchir -
52 maar raak
maar raak -
53 mond
♦voorbeelden:ik heb het uit zijn eigen mond • je le tiens de sa propre bouche〈 figuurlijk〉 hij heeft een grote monddat is een hele mond vol • on en a plein la bouche〈 figuurlijk〉 met open mond naar iets kijken • regarder qc. bouche béeeen scheve mond • une bouche torduezijn mond nog vol hebben • avoir encore la bouche pleinemet een volle mond praten • parler la bouche pleinedoe je mond dan open! • mais il faut te faire entendre!dat gaat je mond voorbij • ça te passe sous le nezzijn mond houden • tenir sa languezijn mond opendoen • élever sa voixiemand de mond snoeren • imposer (le) silence à qn.de oppositie de mond snoeren • bâillonner l'opposition〈 figuurlijk〉 ga je mond maar spoelen! • quel langage ordurier!zijn mond staat geen ogenblik stil • c'est un moulin à parolesde mond vertrekken • faire un rictusbij monde van • par la bouche debepaalde woorden in de mond nemen • prononcer certaines paroleswat los in de mond zijn • 〈 lichtzinnig〉 parler sans réfléchir; 〈 onfatsoenlijk〉 avoir un langage peu soignédat woord ligt hem in de mond bestorven • il n'a que ce mot à la boucheiemand woorden in de mond leggen • faire dire qc. à qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in de mond geven • mettre les mots dans la bouche de qn.iemand naar de mond praten • caresser qn. dans le sens du poiliets uit zijn mond sparen • s'enlever les morceaux de la bouche(als) uit één mond spreken • tenir le même langage (que qn.)het gerucht ging van mond tot mond • la rumeur se répandit de bouche à oreilleheb je geen mond? • tu as avalé ta langue?zij heeft er geen mond over open gedaan • elle n'en a pas soufflé motzeven monden te voeden hebben • avoir sept bouches à nourrireen mond als een hooischuur • une bouche fendue jusqu'aux oreillesmet de mond vol tanden staan • en être (tout) interdit〈 spreekwoord〉 bitter in de mond maakt het hart gezond • ce qui est amer à la bouche, est doux au coeur -
54 nacht
♦voorbeelden:bij nacht en ontij • à une heure indueeen bange nacht • une nuit d'angoisseiemand goede nacht wensen • souhaiter (une) bonne nuit à qn.de hele nacht wakker liggen • ne pas fermer l'oeil de la nuitde zieke heeft een onrustige nacht gehad • le malade a passé une mauvaise nuitslapeloze nachten • nuits blancheshet is er nacht • il y fait noirde nacht valt • la nuit tombehet was nog nacht • il faisait encore nuiteen nachtje over iets willen slapen • (vouloir) réfléchir (à qc.) à tête reposéebij nacht, 's nachts • la nuitin de nacht • pendant la nuitzo lelijk als de nacht • laid à faire peurzo zwart als de nacht • noir comme du charbon〈 spreekwoord〉 bij nacht zijn alle katten grauw • la nuit, tous les chats sont gris -
55 onbedachtzaam spreken
onbedachtzaam spreken -
56 onbedachtzaam
♦voorbeelden:onbedachtzaam spreken • parler sans réfléchir -
57 ondoordacht
-
58 onnadenkend
♦voorbeelden: -
59 op zijn gemak nadenken
op zijn gemak nadenken -
60 overdenken
См. также в других словарях:
réfléchir — [ refleʃir ] v. <conjug. : 2> • v. 1300; lat. reflectere; d apr. fléchir I ♦ V. tr. dir. Renvoyer par réflexion dans une direction différente ou dans la direction d origine. La lune réfléchit une partie de la lumière qu elle reçoit du… … Encyclopédie Universelle
reflechir — Reflechir. v. a. Renvoyer, repousser. Il ne se dit que des corps qui renvoyent la lumiere. Tous les corps qui ne sont point transparents reflechissent la lumiere. mettre un miroir à une fenestre pour reflechir les rayons du soleil dans une… … Dictionnaire de l'Académie française
reflechir — Reflechir, Reflectere, voyez Flechir … Thresor de la langue françoyse
réfléchir — (ré flé chir) v. a. 1° Renvoyer en arrière, en retour, par un choc. La montagne réfléchissant le bruit du canon. • La lumière s affaiblit quand elle a été réfléchie par quelques corps, FONTEN. Mondes, 2e soir.. • Cette lumière éclatante que … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
RÉFLÉCHIR — v. a. Renvoyer, repousser. Il se dit De tous les corps qui répercutent les autres corps dont ils ont été frappés, ou quelque chose de l impression qu ils en ont reçue. Les miroirs réfléchissent l image des objets. Tous les corps polis… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
RÉFLÉCHIR — v. tr. Il se dit de Tous les corps qui renvoient les rayons lumineux, caloriques, sonores, qu’ils ont reçus. Ce mur réfléchit la voix. Les miroirs réfléchissent l’image des objets. Tous les corps polis réfléchissent la lumière, les rayons… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
réfléchir — vi. réflyéshi / chi, vi <voir> (Albanais.001), (a)rflèshi / chi (Villards Thônes.028), C.1 ; avèzâ <regarder> (Annemasse), avizî (001, Marthod) ; konsidèrâ (001, Praz Arly.216), C. a / é réfléchir konsidére <il réfléchit> (216 / … Dictionnaire Français-Savoyard
refléchir — (re flé chir) 1° V. a. Fléchir, courber de nouveau. 2° V. n. Céder de nouveau. HISTORIQUE XVIe s. • Subit le pouce se retournoit à reflechir comme auparavant, PARÉ XVII, 10 … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
reflechir — reflechi fr. réfléchir ; penser. voir chifrar, carcular, perpensar … Diccionari Personau e Evolutiu
Reflechir & Agir — Réfléchir Agir Réfléchir Agir {{{nomorigine}}} Pays … Wikipédia en Français
Réfléchir & Agir — Réfléchir Agir Réfléchir Agir {{{nomorigine}}} Pays … Wikipédia en Français