-
1 quant
n. quantum, amount; particular quantity; part, portion; large quantity; basic unit of radiant energy (Physics) -
2 wat
wat1〈 bijwoord〉1 [enigszins] un peu2 [in hoge mate] très3 [m.b.t. verbazing, verbijstering] comme4 [waarom] pourquoi♦voorbeelden:Luc was zo opgewonden als wat • Luc était excité comme tout3 wat duur! • comme c'est cher!wat is het koud! • (ce) qu'il fait froid!4 wat lacht hij toch? • qu'est-ce qu'il a à rire?wat plaag je toch altijd? • pourquoi est-ce que tu es toujours en train de taquiner?————————wat2♦voorbeelden:wat mij aangaat • quant à moiwat dit betreft • quant à celawat mij interesseert, is … • ce qui m'intéresse, c'est …wat je zegt, is waar • ce que tu dis est vraialles wat ik wist heb ik gezegd • j'ai dit tout ce que je savais¶ wat ik ook zei, het hielp niet • j'ai eu beau dire, ça n'a servi à rienwat hij ook doet, … • quoi qu'il fasse …II 〈 vragend voornaamwoord〉2 [bijvoeglijk]quel/quelle/quels/quelles♦voorbeelden:1 wat bedoel je? • qu'est-ce que tu veux dire?wat zou dat? • et alors?2 wat voor soorten? • quelles sortes?wat voor een type? • quel type?♦voorbeelden:ik kreeg er wat van, van dat gezeur! • ce qu'il (elle) me cassait les pieds avec ses histoires!wat er ook gebeurt, blijf kalm • quoi qu'il arrive, restez calmeIV————————wat3♦voorbeelden:wat meer • un peu plusheel wat boeken • beaucoup de livresheel wat verdienen • gagner gros————————wat41 quoi!♦voorbeelden:1 wat! komt hij niet? • quoi! il ne viendra pas? -
3 корпускулярно-волновой дуализм
adjquant.mech. golf-deeltje dualiteit -
4 afstandelijk blijven
afstandelijk blijven -
5 afstandelijk
♦voorbeelden: -
6 duister
duister1〈 het〉♦voorbeelden:de oorzaak bleef in het duister • la cause est demeurée obscureover de oorzaken van het ongeluk tast men in het duister • quant aux causes de l'accident, on nage en plein mystère————————duister2♦voorbeelden:duistere machten • puissances des ténèbreseen duistere toekomst • un avenir incertainduistere woorden • paroles énigmatiqueshet is duister • il fait noirhet is me nog even duister • je n'y vois pas encore (très) clair -
7 er valt nog heel wat te verhapstukken
er valt nog heel wat te verhapstukken(quant à ce problème,) il reste encore beaucoup à faireDeens-Russisch woordenboek > er valt nog heel wat te verhapstukken
-
8 harentwege
-
9 ik voor mij
ik voor mij -
10 kant
♦voorbeelden:aan de andere kant van de rivier • de l'autre côté de la rivièreaan de andere kant van de stad • à l'autre bout de la villede goede kant van een stof • l'endroit d'un tissuzich van zijn goede, ongunstige kant laten zien • se montrer à son avantage, désavantagehet leven van de goede kant opnemen • prendre la vie du bon côtéeen goede kant hebben • avoir du bonop zijn rechter kant slapen • dormir sur le côté droitiemands sterke kanten • les (points) forts de qn.de verkeerde kant van een stof • l'envers d'un tissu〈 figuurlijk, schertsend〉 aan de verkeerde kant van de vijftig zijn • être du mauvais côté de la cinquantainealles van de zonnige kant bekijken • voir tout en roseiemand aan zijn kant krijgen • mettre qn. de son côtéaan deze kant van de rivier • de ce côté-ci de la rivièreaan de ene kant …, aan de andere kant • d'un côté …, de l'autre (côté)aan de andere kant • d'autre partaan iemands kant staan • être du côté de qn.het recht aan zijn kant hebben • avoir le droit pour soiaan de kant zitten waar de klappen vallen • être du côté où pleuvent les coupshij is aan één kant doof • il est sourd d'un côtévan uw kant • de votre côté2 iets met kant afzetten • border qc. de dentelleaan de kant van de weg staan • être au bord de la routeaan de kant! • du large!de ene kant tegen de ander • bord à borddeze kant op, alstublieft • par ici, s'il vous plaîtwe komen binnenkort jullie kant op • nous passerons bientôt du côté de chez vouswelke kant ga jij op? • de quel côté vas-tu?moet jij ook die kant uit? • tu vas aussi de ce côté-là?naar alle kanten • dans tous les azimutsdat is de kant van Haarlem op • c'est du côté de Haarlemvan alle kanten • de toutes partsdat hoor je van alle kanten • on entend dire cela de tous côtésgeen kant meer op kunnen • être coincéaan de late kant • sur le tardvan de verkeerde kant zijn • en êtrewij van onze kant • quant à nouszet je zorgen aan de kant • oublie tes soucisiets aan kant maken • ranger qc.dat kan ik niet over mijn kant laten gaan • je ne peux pas accepter celaiets over zijn kant laten gaan • laisser glisser qc.zich van kant maken • se suicideriemand van kant maken • liquider qn.dat klopt van geen kanten • ça n'a ni queue ni têtedat deugt van geen kant • ça ne vaut pas un pet (de lapin)→ link=dubbeltje dubbeltje -
11 mij
2 [bij nadruk]me, (m') … à moi♦voorbeelden:moet u mij hebben? • c'est moi que vous voulez voir?wat mij betreft • quant à moi〈 ironisch〉 dan moet u mij net hebben! • ce n'est sûrement pas à moi qu'il faut le demander! -
12 mijnentwege
-
13 over de oorzaken van het ongeluk tast men in het duister
over de oorzaken van het ongeluk tast men in het duisterquant aux causes de l'accident, on nage en plein mystèreDeens-Russisch woordenboek > over de oorzaken van het ongeluk tast men in het duister
-
14 qua
♦voorbeelden:1 qua prijs vind ik het wel redelijk • le prix, je le trouve raisonnable -
15 verhapstukken
♦voorbeelden:1 er valt nog heel wat te verhapstukken • (quant à ce problème,) il reste encore beaucoup à faireik heb met jou nog iets te verhapstukken • j'ai encore un compte à régler avec toi -
16 voor
voor1I 〈 het〉♦voorbeelden:II 〈de〉♦voorbeelden:————————voor2〈 bijwoord〉1 [aan de voorzijde] devant2 [m.b.t. een volgorde] avant3 [m.b.t. een gezindheid] pour4 [meer dan] de plus♦voorbeelden:de auto staat voor • 〈 geparkeerd〉 l'auto se trouve devant la porte; 〈 is voorgereden〉 la voiture est avancéehij is voor in de dertig • il a dépassé de peu la trentaine2 het is meneer voor en meneer na • c'est monsieur par-ci, monsieur par-làsoep voor eten • manger le potage en entréezijn boot was voor • son bateau avait de l'avancezij zijn ons voor geweest • ils nous ont devancésargumenten voor en tegen • arguments pour et contre————————voor3〈 voorzetsel〉1 [algemeen] pour2 [niet achter; in tegenwoordigheid van] devant3 [vroeger dan; ook m.b.t. een volg-, rangorde] avant♦voorbeelden:voor zijn moeite • pour sa peinehij is voor een paar dagen naar zijn ouders • il est parti pour quelques jours chez ses parentsvoor september is het veel te koud • il fait beaucoup trop froid pour un mois de septembredat is goed voor de koorts • c'est bon contre la fièvreik ben voor X • je suis pour Xik zal voor mijn zoon betalen • je vais payer pour mon filsiemand voor zijn gedrag prijzen • féliciter qn. pour sa conduitevoor de minister stemmen • voter en faveur du ministrevoor een wet stemmen • voter une loihet brood voor zijn gezin verdienen • gagner le pain de sa familledat is net iets voor hem • 〈 passend voor hem〉 c'est tout à fait ce qu'il lui faut; 〈 typisch voor hem〉 c'est bien luidat is niets voor mij • cela ne m'intéresse pasik zeg u eens en voor altijd • je vous le dis une fois pour touteswaar doet hij het voor? • qu'est-ce que ça lui apporte?wat is dat voor een ding? • qu'est-ce que c'est que ce truc-là?voor een vergadering spreken • s'adresser à une assembléevoor zeven uur • avant sept heureskapitein komt voor majoor • capitaine vient avant commandanttien voor zeven • sept heures moins dixik voor mij • quant à moi————————voor4〈 voegwoord〉♦voorbeelden:voor hij het wist was hij al weer buiten • avant même d'avoir réalisé ce qui s'était passé, il se retrouva dehorsvertel het voor hij het van iemand anders hoort • dis-le avant qu'il (ne) l'apprenne de qn. d'autrevoor ik vertrok, heb ik alles opgeruimd • j'ai tout rangé avant de partir -
17 wat dit betreft
wat dit betreft -
18 wat mij aangaat
wat mij aangaat -
19 wat mij betreft
-
20 wij van onze kant
wij van onze kant
- 1
- 2
См. также в других словарях:
quant à — ● quant à locution prépositive (latin quantum ad) Met en relief un élément de la phrase ; pour ce qui est de, en ce qui concerne : Quant à l avenir, il ne vous appartient pas. ● quant à (difficultés) locution prépositive (latin quantum ad)… … Encyclopédie Universelle
quant — quant, ante 1. (kan, kan t ) adj. 1° Combien grand. De cet adjectif si usité jusque dans le XVIe siècle et si utile, il ne reste plus que quantes, qui lui même a vieilli. 2° Quantes fois, combien de fois (locution qui a vieilli). • Quantes… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
quant — Quant. Il vient de Quantum. D icy à quant? Quousque? Quant à ce qu il, etc. Nam quod in vxorem, etc. Quant à ce que, etc. Et quod nunc tute tecum iratus cogitas. Quant au regard de, etc. Quantum ad porticus, nihil, etc. Plin. iun. Quant à ce que… … Thresor de la langue françoyse
quant — QUANT. adv. Il se joint au datif, & signifie Pour ce qui est de .... Quant à luy, il en usera comme il luy plaira. quant à moy. quant à ce qui est de moy, je suis prest. quant à ce point là. quant aux choses de la guerre. quant à un tel article.… … Dictionnaire de l'Académie française
Quant — (der), Quant (et) Quant (das) (Physik) Quant (et) Quant (der) (Fuß) Quant (der) Quant (der) (Junge) Quant (der) … Kölsch Dialekt Lexikon
quant\ à — [ kɑ̃ta ] loc. prép. • XIIIe; lat. quantum ad « autant que cela intéresse » ♦ Pour ce qui est de, relativement à (telle personne, chose ou question sur laquelle se fixe un moment l attention). « Quant au frère Gaucher, [...] il n en fut plus… … Encyclopédie Universelle
Quant — can refer to:* Mary Quant, an English fashion designer * Quant pole, used to propel a barge * Quantitative analyst or quant, a person who works in quantitative analysis * Quant fund, a mutual fund managed by a quantitative analyst * Quantitation … Wikipedia
Quant — Quant, n. A punting pole with a broad flange near the end to prevent it from sinking into the mud; a setting pole. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Quant — Sn kleinstmöglicher Wert einer physikalischen Größe per. Wortschatz fach. (20. Jh.) Kunstbildung. Von Max Planck 1910 als Einheit der Quantität so benannt. Ebenso nndl. quant(um), ne. quantum, nfrz. quantum, nschw. kvant, nnorw. kvant. ✎… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
quant — Mot Monosíl·lab Pronom … Diccionari Català-Català
Quant — das; s, en <zu lat. quantum, vgl. ↑Quantum> kleinste, unteilbare Einheit einer physik. Größe, bes. in einer Wellenstrahlung als Einheit auftretende kleinste Energiemenge (Phys.) … Das große Fremdwörterbuch