-
1 boulette
boulette [boelet]〈v.〉♦voorbeelden:1 boulette de viande (hachée) • gehaktballetje, vleesballetjef1) balletje, propje2) flater, blunder -
2 pellet
-
3 roly-poly
roly-poly1[ rooliepoolie] 〈meervoud: roly-polies〉1 kort en dik persoon/kind ⇒ propje————————roly-poly2 -
4 pot
pot [poo]〈m.〉1 pot ⇒ kan, bus♦voorbeelden:pot (de chambre) • po, potpot d'échappement • knalpotêtre sourd comme un pot • potdoof, stokdoof zijn2 payer les pots cassés • 't gelag betalen, met de brokken zittenprendre un pot • een glaasje drinken3 avoir du pot • mazzel hebben, boffenmanquer de pot • geen mazzel hebbenun vrai pot de peinture • een opgedirkte tantepot à tabac • propje, dikkerdjec'est le pot de terre contre le pot de fer • het is een ongelijke strijddécouvrir le pot aux roses • ergens achter komen, iets op het spoor komentourner autour du pot • ergens omheen draaien————————pot (de chambre)po, potm1) pot2) kan3) glas4) mazzel -
5 pot à tabac
pot à tabacpropje, dikkerdje -
6 Tupfer
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский