-
1 stage
stage [staazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:mstage, proeftijd -
2 engagement
engagement [ãgaazĵmã]〈m.〉4 aanvang ⇒ (het) beginnen, (het) ingaan8 aftrap♦voorbeelden:engagement volontaire • vrijwillige dienstnemingprendre l'engagement de • zich verplichten, beloven tesans engagement de votre part • zonder verplichtingen uwerzijdsm1) pandbewijs2) indienstneming, aanwerving3) dienstneming [leger]4) verbintenis, contract5) gelofte6) engagement [politiek]7) aanvang10) inschrijving [voor wedstrijd]11) aftrap [sport] -
3 stagiaire
stagiaire [staazĵjer]〈m. & v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:professeur stagiaire • hospitant(e)m/fstagiair/-e -
4 avocat stagiaire
avocat stagiaire -
5 engagement à l'essai
engagement à l'essai -
6 noviciat
-
7 probation
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский