-
1 apprise
-
2 enterprise
n. onderneming, waagstuk; speculatie; ondernemingsgeest, initiatief[ entəprajz]2 (handels)onderneming ⇒ firma, zaak♦voorbeelden:→ private private/ -
3 prise
v. inbreken; met geweld openmakenprise1————————prise2 -
4 prize
adj. gewaardeerd; bekroond; beloning waard zijnde--------n. prijs; bekroning--------v. kronen; waarderenprize1[ prajz] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————prize2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:prize a crate open • een krat openbreken→ prize out prize out/ -
5 surprise
n. verrassing--------v. verrassensurprise1[ səprajz] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 verrassing ⇒ verbazing, verwondering; overrompeling♦voorbeelden:look up in surprise • verrast opkijkentake by surprise • overrompelento my great surprise • tot mijn grote verbazing————————surprise2〈 werkwoord〉1 verrassen ⇒ verbazen; overvallen, betrappen♦voorbeelden:1 you'd be surpriseed! • daar zou je van opkijken!you surprise me! • dat had ik niet van je verwacht!she surprised him into an answer • voor hij het wist had ze hem een antwoord ontfutseld
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский