Перевод: с нидерландского на французский

с французского на нидерландский

С французского на:
Нидерландский
С нидерландского на:
Французский

pointu

Толкование Перевод

1 puntig

pointu

Nederlands-Franse woordenlijst > puntig
2 puntig

1. bn
1) aigu/aiguë, pointu

2) pointu

3) concis

4) sagace
2. bw
1) en pointe

2) avec concision

3) avec sagacité

Nederlands-Frans woordenboek > puntig
3 puntig

puntig

1 [stekend, ook figuurlijk] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 aigu 〈v.: aiguë〉; 〈 alleen letterlijk〉 pointu

2 [spits] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 pointu; 〈 bijwoord〉 en pointe

3 [kort en bondig] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 concis; 〈 bijwoord〉 avec concision

4 [snedig] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 sagace; 〈 bijwoord〉 avec sagacité

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 haar puntige geest • l'acuité de son esprit

3   een puntig gezegde • une expression concise

4   iets puntig formuleren • formuler qc. avec sagacité

Deens-Russisch woordenboek > puntig
4 scherp

scherp¹

〈 het〉

1 [snede van wapen] tranchant 〈m.〉

2 [kogels] balles 〈v., meervoud〉

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 op het scherp van de snede • sur le fil du rasoir

2   een geweer met scherp laden • charger un fusil à balles

     met scherp schieten • tirer à balles

     op scherp staan • être armé; 〈 zeer gespannen〉 être sur la détente

————————

scherp²

〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉

1 [goed snijdend, geslepen] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 aigu 〈v.: aiguë〉

2 [met een fijne punt; spits toelopend] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 pointu

3 [m.b.t. gehoor] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 aigu

4 [m.b.t. smaak] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 piquant

5 [met kracht optredend] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 brusque⇒ abrupt 〈 bijwoord〉 extrêmement

6 [vinnig] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 mordant; 〈 bijwoord〉 avec virulence

7 [duidelijk uitkomend] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 net/nette; 〈 bijwoord〉 avec netteté

8 [met fijn onderscheidingsvermogen] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 fin; 〈 bijwoord〉 finement

9 [streng] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 sévère; 〈 bijwoord〉 sévèrement

10 [zonder veel speelruimte] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 serré

11 [met vermogen te doden] 〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉 à balles

♦voorbeelden:

1   scherpe sabels • sabres tranchants

2   scherpe doorns • épines piquantes

     een scherp potlood • un crayon pointu

     scherpe trekken • traits en lame de couteau

     maak die punt wat scherper • aiguise un peu cette pointe

3   een scherpe kreet • un cri perçant

     een scherp licht • une lumière crue

     scherpe pijnen • douleurs aiguës

     de wind is scherp • le vent est âpre

4   scherpe mosterd • moutarde forte

5   een scherpe daling van de koersen • une chute des cours

6   scherpe ironie, spot • ironie mordante

     iemand scherp bekritiseren • critiquer qn. violemment

     scherp gekant zijn tegen • être fortement hostile à

     scherp reageren • réagir avec véhémence

     scherp uitvallen • se répandre en invectives

7   scherpe foto's • photos nettes

     zich scherp aftekenen tegen • se détacher sur

     iets scherp uit laten komen • accentuer qc.

8   een scherp verstand • une intelligence aiguë

     scherp horen • avoir l'oreille fine

     scherp luisteren • tendre l'oreille

     scherp zien • avoir la vue perçante

9   een scherp oordeel • un jugement sévère

     een scherp verhoor • un interrogatoire serré

     scherp beoordelen • juger sévèrement

10 scherpe prijzen • prix serrés

     scherp concurreren • faire une concurrence acharnée

     een bocht scherp nemen • prendre un virage à la corde

11 scherpe patronen • cartouches à balles

Deens-Russisch woordenboek > scherp
5 scherp

1. bn
1) aigu/aiguë

2) pointu

3) piquant

4) brusque, abrupt

5) mordant

6) net/nette

7) fin

8) sévère

9) serré
2. bw
1) extrêmement

2) avec virulence

3) avec netteté

4) finement

5) sévèrement

Nederlands-Frans woordenboek > scherp
6 spits

1. v
1) pointe f

2) heures f pl de pointe

3) avant-garde f

4) avant m de pointe [sport]
2. bn
1) pointu

2) sagace
3. bw
1) en pointe

2) avec sagacité

Nederlands-Frans woordenboek > spits
7 steken

ww

1) piquer

2) blesser (avec un objet pointu)

3) blesser

4) mettre, enfoncer

5) être coincé (qp)

6) se trouver, être

Nederlands-Frans woordenboek > steken
8 een scherp potlood

een scherp potlood

un crayon pointu

Deens-Russisch woordenboek > een scherp potlood
9 gepunt

gepunt

1 pointu

Deens-Russisch woordenboek > gepunt
10 puntdak

puntdak

1 [met twee schuine zijkanten] toit 〈m.〉 à deux versants

2 [kegelvormig] toit pointu

Deens-Russisch woordenboek > puntdak
11 puntmuts

puntmuts

1 bonnet 〈m.〉 pointu

Deens-Russisch woordenboek > puntmuts
12 puntneus

puntneus

1 nez 〈m.〉 pointu

Deens-Russisch woordenboek > puntneus
13 puntschoen

puntschoen

1 chaussure 〈v.〉 à bout pointu

Deens-Russisch woordenboek > puntschoen
14 spits

spits¹

〈de〉

1 [piek] pointe 〈v.〉

2 [spitsuur] heures 〈v., meervoud〉 de pointe

3 [voorhoede] avant-garde 〈v.; meervoud: avant-gardes〉

4 [sport en spel][speler] avant 〈m.〉 de pointe

♦voorbeelden:

1   de spits van een toren • la flèche d'une tour

2   in de spits • aux heures de pointe

     in de spits zitten • se trouver en pleine heure de pointe

3   〈 figuurlijk〉 aan de spits van een beweging staan • être à la pointe d'un mouvement

     in de spits spelen • jouer en pointe

¶   de, het spits afbijten • essuyer les plâtres

     iets op de spits drijven • pousser qc. à outrance

     iemand op de spits drijven • pousser qn. à bout

————————

spits²

〈 bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉

1 [puntig] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 pointu; 〈 bijwoord〉 en pointe

2 [vernuftig] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 sagace; 〈 bijwoord〉 avec sagacité

♦voorbeelden:

1   een spits gezicht met scherpe trekken • un visage aux traits prononcés

     een spitse punt • une pointe fine

     spits toelopen • se terminer en pointe

2   een spits antwoord • une réponse caustique

     een spitse geest • un esprit subtil

Deens-Russisch woordenboek > spits
15 spitskool

spitskool

1 chou 〈m.〉 pointu choux 〈meervoud: choux pointus〉

Deens-Russisch woordenboek > spitskool
16 steekwond

steekwond

1 blessure 〈v.〉 (occasionnée par un objet pointu)

Deens-Russisch woordenboek > steekwond
17 steken

steken

I 〈 onovergankelijk werkwoord, overgankelijk werkwoord〉

1 [algemeen] piquer

2 [verwonden] blesser (avec un objet pointu)

3 [grieven] blesser

4 [opbergen; bevestigen] mettre

♦voorbeelden:

1   hij is door een bij gestoken • il s'est fait piquer par une abeille

     haar ogen steken van de slaap • elle a les yeux lourds de sommeil

     de zon steekt • le soleil pique

     hij had de agent een mes in de rug gestoken • il avait planté un couteau dans le dos de l'agent

2   hij had de agent gestoken • il avait blessé l'agent avec son couteau

     iemand overhoop steken • poignarder qn.

     hij stak zich met een speld in de vinger • il s'est piqué le doigt avec une épingle

3   dat steekt hem • 〈 zit dwars〉 cela le contrarie; 〈 wekt afgunst〉 cela le rend jaloux

4   steek dat snoepje maar gauw in je mond • fais vite disparaître ce bonbon dans ta bouche

     een ring aan zijn vinger steken • mettre une bague

     een stok in de grond steken • enfoncer un bâton dans le sol

     een bril in de koker steken • ranger des lunettes dans leur étui

     zich in het zwart steken • s'habiller en noir

     iets in elkaar steken • monter qc.

→ link=schuld schuld, link=tijd tijd

¶   alle banden waren lek gestoken • tous les pneus avaient été crevés

II 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [vastzitten] être coincé

2 [ergens zijn] se trouver

3 [doorborend kijken] lancer des regards méchants

♦voorbeelden:

1   ergens in blijven steken • être coincé qp.

     ergens blijven steken • rester en panne qp.

     het mes stak in de boom • le couteau était planté dans l'arbre

2   er steekt een schrijver in hem • il a l'étoffe d'un écrivain

     daar steekt iets achter • il y a qc. là-dessous

     uit de toren stak een vlag • il y avait un drapeau sur la tour

3   haar ogen staken van boosaardigheid • elle avait une lueur méchante dans son regard

→ link=nauw nauw

¶   zijn zakken steken altijd vol pepermunt • il a toujours les poches pleines de pastilles de menthe

Deens-Russisch woordenboek > steken
18 toegespitst

toegespitst

1 pointu

Deens-Russisch woordenboek > toegespitst
19 spits

avisé, bout, cime, pointe, pointu, sagace, sommet,

Nederlands-Franse woordenlijst > spits

См. также в других словарях:

pointu — pointu, ue [ pwɛ̃ty ] adj. • 1361; de pointe 1 ♦ Qui se termine en une ou plusieurs pointes. ⇒ aigu. Clocher, clou pointu. Chapeau pointu. Toit pointu d une tour. « La dame au nez pointu » (La Fontaine). Menton pointu. « des dents magnifiques… … Encyclopédie Universelle
pointu — pointu, ue (poin tu, tue) adj. 1° Qui a une pointe aiguë ; qui se termine en pointe. Un bâton pointu par le bout. Chapeau pointu, chapeau haut de forme, qui va en diminuant. Menton pointu, nez pointu, menton, nez qui est en pointe. • La … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
pointu — Pointu, [point]ue. adj. Qui a une pointe aiguë. Cette espée est bien pointuë. ce couteau est trop pointu. On appelle, Chapeau pointu, Un chapeau qui est haut de forme. On dit, d Un homme qui a le nez & le menton un peu en pointe, qu Il a le nez… … Dictionnaire de l'Académie française
Pointu — Le nom est surtout porté dans le Puy de Dôme. Variantes : Pointud, Pointut. Il correspond à l adjectif pointu , qui a eu entre autres sens celui de dur, sévère (XIVe siècle) … Noms de famille
POINTU — UE. adj. Qui a une pointe aiguë, qui se termine en pointe. Cette épée est bien pointue. Ce couteau est trop pointu. Un bâton pointu par le bout. Les feuilles de cette plante sont pointues. Chapeau pointu, Chapeau haut de forme, qui va en… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
POINTU, UE — adj. Qui a une pointe aiguë, qui se termine en pointe. Cette épée est bien pointue. Ce couteau est trop pointu. Un bâton pointu par un bout. Les feuilles de cette plante sont pointues. Nez pointu, menton pointu. Fig., Voix pointue, Voix aiguë.… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
Pointu — Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. Sur les autres projets Wikimedia : « Pointu », sur le Wiktionnaire (dictionnaire universel) Un pointu, une famille de barques de pêche… … Wikipédia en Français
pointu — adj., terminé en pointe, aigu, acéré ; pointilleux (ep. d un homme) : BÈKU, WÀ / ouha, WÈ / ouhe <aigu> (Albanais.001, Annecy.003, Chapelle St Mau., Gruffy, Thônes.004, Villards Thônes / Saxel.002) ; awijà, à, è (001), awoujà, à, eu pro.… … Dictionnaire Français-Savoyard
Pointu (embarcation) — Pour les articles homonymes, voir Pointu. Pointu Bateau de pêche traditionnelle pointu du … Wikipédia en Français
Bourbon Pointu — Bourbon pointu … Wikipédia en Français
Café Bourbon pointu — Bourbon pointu Bourbon pointu … Wikipédia en Français

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на французский

pointu

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с нидерландского на французский

pointu

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: