-
101 de stoet moet hier doorkomen
de stoet moet hier doorkomenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de stoet moet hier doorkomen
-
102 de tegenwoordige/verleden tijd
de tegenwoordige/verleden tijdthe present/past tenseVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de tegenwoordige/verleden tijd
-
103 de trein denderde voorbij
de trein denderde voorbijthe train thundered/roared pastVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de trein denderde voorbij
-
104 de trein ratelde voorbij
de trein ratelde voorbijVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de trein ratelde voorbij
-
105 de verleden tijd
de verleden tijdVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de verleden tijd
-
106 de vlucht in het verleden
de vlucht in het verledenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de vlucht in het verleden
-
107 de vrachtwagen daverde voorbij
de vrachtwagen daverde voorbijthe truck thundered/roared pastVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de vrachtwagen daverde voorbij
-
108 de wolken joegen voorbij
de wolken joegen voorbijVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de wolken joegen voorbij
-
109 deelwoord
-
110 defileren
1 march/file past♦voorbeelden: -
111 defilé
♦voorbeelden: -
112 deksel
♦voorbeelden: -
113 denderen
♦voorbeelden:1 de trein denderde voorbij • the train thundered/roared past -
114 die tijd heb ik gehad
die tijd heb ik gehadI'm past that now, I've been through thatVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > die tijd heb ik gehad
-
115 die tijd is geweest/‘voorbij’
die tijd is geweest/‘voorbij’those days are gone/past/overVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > die tijd is geweest/‘voorbij’
-
116 doopceel
-
117 duik
-
118 dwarrelen
♦voorbeelden:1 dwarrelende bladeren • fluttering/swirling leavesde sneeuwvlokken dwarrelen langs mijn raam • the snowflakes are whirling past my window -
119 een aanmerkelijk verschil met vroeger
een aanmerkelijk verschil met vroegerVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een aanmerkelijk verschil met vroeger
-
120 een duik in het verleden
een duik in het verledenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een duik in het verleden
См. также в других словарях:
past — /past, pahst/, adj. 1. gone by or elapsed in time: It was a bad time, but it s all past now. 2. of, having existed in, or having occurred during a time previous to the present; bygone: the past glories of the Incas. 3. gone by just before the… … Universalium
past — /past / (say pahst) verb 1. Rare past participle and occasional past tense of pass. –adjective 2. gone by in time. 3. belonging to, or having existed or occurred in time previous to this. 4. gone by just before the present time; just passed: the… …
past — [past, päst] vi., vt. rare pp. of PASS2 adj. 1. gone by; ended; over [our past troubles] 2. of a former time; bygone 3. immediately preceding; just gone by [the past week] 4. having served formerly … English World dictionary
Past — Past, prep. 1. Beyond, in position, or degree; further than; beyond the reach or influence of. Who being past feeling. Eph. iv. 19. Galled past endurance. Macaulay. [1913 Webster] Until we be past thy borders. Num. xxi. 22. [1913 Webster] Love,… … The Collaborative International Dictionary of English
past — ► ADJECTIVE 1) gone by in time and no longer existing. 2) (of time) that has gone by. 3) Grammar (of a tense) expressing a past action or state. ► NOUN 1) a past period or the events in it. 2) a person s or thing s history or earlier life. 3) … English terms dictionary
Past — Past, Present Future Past, Present Future сборник Rob Zombie Дата выпуска … Википедия
past — Ⅰ. past UK US /pɑːst/ US /pæst/ preposition ► above a particular age or outside a stated limit: »More and more people are working until past retirement age. »We re past the point where losing a couple of employees will save us. Ⅱ. past UK US… … Financial and business terms
Past — (‚Vergangenheit‘) steht für: Simple Past, eine Zeitform des Englischen (Past Tense) Past heißen: Ambar Past (* 1949), US amerikanisch mexikanische Poetin und bildende Künstlerin Siehe auch Past Perfect, Past Progressive … Deutsch Wikipedia
Past — Past, a. [From {Pass}, v.] Of or pertaining to a former time or state; neither present nor future; gone by; elapsed; ended; spent; as, past troubles; past offences. Past ages. Milton. [1913 Webster] {Past master}. See under {Master}. [1913… … The Collaborative International Dictionary of English
past — I adjective ancient, antediluvian, antiquated, archaic, back, defunct, departed, elapsed, expired, forgotten, former, gone, gone by, historical, irrecoverable, lapsed, last, late, lost, no longer functioning, obsolete, old, outdated, outmoded,… … Law dictionary
Past — Past, n. A former time or state; a state of things gone by. The past, at least, is secure. D. Webster. [1913 Webster] The present is only intelligible in the light of the past, often a very remote past indeed. Trench. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English