-
1 overwicht
♦voorbeelden:nucleair overwicht • nuclear superiorityeen numeriek overwicht hebben • outnumberoverwicht krijgen • gain ascendancy (over) -
2 overwicht
♦voorbeelden:militair overwicht • suprématie militairehij heeft geen overwicht • il n'a aucune autoritéoverwicht krijgen • prendre de l'ascendant (sur qn.) -
3 overwicht
преимущество, превосходство* * *o1) преимущество с, превосходство сóverwicht kríjgen — получить преимущество (in — в)
2) перевес м, излишек (м) веса* * *сущ.общ. перевес, преимущество, излишек веса, превосходство, перевес (сил и т.п.) -
4 overwicht
hetOberhoheit n -
5 overwicht
n. overweight, preponderance, ascendancy, ascendency, overbalance, overpoise, prevalence, prevalency, advantage, vantage, sway -
6 overwicht krijgen
overwicht krijgenprendre de l'ascendant (sur qn.) -
7 overwicht krijgen
overwicht krijgenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > overwicht krijgen
-
8 geestelijk overwicht
geestelijk overwicht -
9 hij heeft geen overwicht
hij heeft geen overwicht -
10 militair overwicht
militair overwicht -
11 (het) overwicht hebben op
(het) overwicht hebben opVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > (het) overwicht hebben op
-
12 een natuurlijk overwicht op zijn leerlingen
een natuurlijk overwicht op zijn leerlingenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een natuurlijk overwicht op zijn leerlingen
-
13 een numeriek overwicht hebben
een numeriek overwicht hebbenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een numeriek overwicht hebben
-
14 geestelijk overwicht
geestelijk overwichtVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > geestelijk overwicht
-
15 nucleair overwicht
nucleair overwichtVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > nucleair overwicht
-
16 het overwicht hebben
überwiegen -
17 преимущество
overwicht, voordeel ; voorrang, voorrecht ; voorsprong -
18 have the preponderance over
overwicht hebben over -
19 ascendancy
n. overwicht; overhand; dominantascendancy, ascendency[ əsendənsie]♦voorbeelden:1 have/gain (the) ascendancy over • (het) overwicht hebben/behalen op -
20 excédent
excédent [ekseedã]〈m.〉1 overschot ⇒ teveel, overwicht♦voorbeelden:excédent de frais • meerkostenpayer cent francs d'excédent • honderd frank aan overwicht betalenexcédent de poids • over(ge)wichten excédent • te veel, overtolligbudget, balance en excédent • batig saldomoverschot, teveel
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский
overwicht
Страницы