-
1 overhouden
2 [door de winter heen in leven houden] keep♦voorbeelden:hij heeft er 10 gulden aan overgehouden • he made 10 guilders out of it/10 guilders' profit (out of it)♦voorbeelden: -
2 overhouden
♦voorbeelden:1 ergens een leuke herinnering aan overhouden • garder un bon souvenir de qc.ik houd twee kopjes over • il me reste deux tasseszij heeft er een depressie aan overgehouden • cela lui a valu une dépression nerveuse -
3 overhouden
остаться; хранитьдержать; вынести; не особенно* * *гл.общ. задерживать, сберегать, сохранять (в свежем виде), иметь в остатке -
4 overhouden
konserváDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > overhouden
-
5 overhouden
v. save, have left -
6 overhouden
conserver, maintenir, retenir -
7 overhouden
konservá -
8 ergens een leuke herinnering aan overhouden
ergens een leuke herinnering aan overhoudengarder un bon souvenir de qc.Deens-Russisch woordenboek > ergens een leuke herinnering aan overhouden
-
9 50 pond schoon per week verdienen/overhouden
50 pond schoon per week verdienen/overhoudenhe makes 50 pounds a/per week net(t)/after tax, he clears 50 pounds a/per weekVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > 50 pond schoon per week verdienen/overhouden
-
10 appelen de winter overhouden
appelen de winter overhoudenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > appelen de winter overhouden
-
11 ergens een leuke herinnering aan overhouden
ergens een leuke herinnering aan overhoudenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ergens een leuke herinnering aan overhouden
-
12 zurückbehalten
-
13 задерживать
vgener. achterhouden, ophouden, oppakken, overhouden, stremmen, aanhouden, achterwege houden, beletten, gevangennemen, houden, in zijn vaart stuiten, inhouden, knippen (преступника и т.п.), ondervangen, opvangen, stuiten, tegenhouden (человека), vasthouden, vatten, vertragen, wederhouden, weerhouden, weren -
14 иметь в остатке
vgener. overhebben, overhouden -
15 сберегать
vgener. opzouten, overhouden, overleggen, sparen, wegleggen, behouden, bergen, bewaren, conserveren, oppotten, opsparen, uitsparen, uitzuinigen -
16 сохранять
v1) gener. behouden, bergen, bewaren, handhaven, instandhouden, overhouden (в свежем виде), conserveren, houden, opzouten, preserveren, reserveren, uithalen, uitwinnen (время и т.п.), wegleggen, zich het recht reserveren2) comput. opslaan (в памяти, на диске и т.п.) -
17 bring away
bring away1 overhouden ⇒ mee terug/meebrengen♦voorbeelden:1 we brought away rather bad impressions of our holiday • we kwamen nogal teleurgesteld terug van onze vakantie -
18 clear
adj. helder, duidelijk--------adv. duidelijk; in het geheel; op afstand--------n. wissen; het wissen van een bepaald teken--------v. verhelderen; reinigen; ophelderenclear1[ kliə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————clear2〈bijvoeglijk naamwoord; clearness〉1 helder ⇒ schoon, doorzichtig, klaar2 duidelijk ⇒ ondubbelzinnig, uitgesproken4 compleet ⇒ volkomen, absoluut5 vrij ⇒ open, op een afstand, veilig, onbelemmerd♦voorbeelden:get that clear • begrijp dat goedmake oneself clear • duidelijk maken wat men bedoeltbe clear about/as to/on something • iets zeker weten, iets vast in zijn hoofd/voor ogen hebbennext month is still clear • de volgende maand is nog vrijkeep clear • vrijhouden, niet versperrenclear of guilt • vrij van schuldout of a clear (blue) sky • totaal onverwachtI cannot see my way clear to getting the money • ik zie niet goed hoe ik aan het geld moet komen————————clear3♦voorbeelden:clear away • optrekkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 helder maken ⇒ schoonmaken, ophelderen, verhelderen4 zuiveren ⇒ onschuldig verklaren, betrouwbaar verklaren♦voorbeelden:clear the table • de tafel afruimenclear the road of debris • de weg puinvrij makenclear something out of the way • iets uit de weg ruimen/wegruimen6 clear goods through customs • goederen in/uitklaren7 clear expenses • de kosten eruit halen/kunnen dekken————————clear4〈 bijwoord〉1 duidelijk ⇒ helder, klaar2 volkomen ⇒ helemaal, totaal4 op voldoende afstand ⇒ een eindje, vrij♦voorbeelden:3 you can see clear to the other side of the lake • je kunt helemaal naar de overkant van het meer kijken4 keep/stay/steer clear of • uit de weg gaan, (proberen te) vermijden -
19 konservá
behouden [v], bergen, bewaren [v], conserveren [v], onderhouden [v], overhouden [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > konservá
-
20 задерживать
vgener. achterhouden, ophouden, oppakken, overhouden, stremmen, aanhouden, achterwege houden, beletten, gevangennemen, houden, in zijn vaart stuiten, inhouden, knippen (преступника и т.п.), ondervangen, opvangen, stuiten, tegenhouden (человека), vasthouden, vatten, vertragen, wederhouden, weerhouden, weren
- 1
- 2