-
121 plenzen
1 [gutsen; hard regenen] pleuvoir des cordes♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [uitstorten] (dé)verser♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
122 ploegen
1 [met de ploeg omwerken; omwoelen] labourer; 〈absoluut gebruikt; het land omploegen〉 labourer la terre♦voorbeelden:de paarden ploegen de grond met hun hoeven • les chevaux labourent le sol de leurs sabots♦voorbeelden: -
123 redden
1 [algemeen]sauver (qn.)2 [+ het][gedaan krijgen] s'en tirer♦voorbeelden:de situatie redden • sauver la situationII 〈wederkerend werkwoord; zich redden〉1 [zich kunnen handhaven] se débrouiller♦voorbeelden: -
124 reflecteren
-
125 ritselen
♦voorbeelden:de wind ritselt in de bomen • le vent murmure dans les arbresritselen met een papiertje • faire crisser du papierhet ritselen van de bladeren • le bruissement des feuilleshet ritselen van de wind • le murmure du venthet ritselen van een stof • le froufrou d'une étoffehet ritselen van papier • le crissement d'un papierII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [regelen] arranger♦voorbeelden: -
126 roeren
1 [+ in][zo handelen, dat iets omgeroerd wordt] remuer (qc.)♦voorbeelden:in de modder roeren • remuer la boueII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omroeren; in beweging brengen] remuer♦voorbeelden:de sla door elkaar roeren • remuer la saladede soep roeren • mélanger la soupe2 iemand tot tranen toe roeren • toucher qn. jusqu'aux larmesIII 〈wederkerend werkwoord; zich roeren〉1 [zich bewegen] bouger♦voorbeelden: -
127 ruilen
1 [inwisselen] échanger (qc. contre, pour qc.)♦voorbeelden:1 zullen we ruilen? • on change?1 [verwisselen van toestand] changer (avec)♦voorbeelden:met iemand van plaats ruilen • changer de place avec qn.het ruilen • le changement -
128 schikken
1 [algemeen] arranger♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich schikken〉1 [zich plaatsen op doelmatige wijze] s'installer2 [+ naar][zich conformeren] s'accommoder (de)3 [+ in][berusten] se résigner (à)♦voorbeelden:2 zich naar iemand schikken • s'adapter à qn.zich in het onvermijdelijke schikken • accepter l'inévitablezich niet in zijn lot schikken • s'insurger contre son sort1 [gelegen komen] convenir♦voorbeelden:1 als het u schikt, kom dan morgen • si cela vous convient, venez demainhoe laat schikt het u? • quelle heure vous convient (le mieux)?
Страницы