-
81 braken
1 [overgeven] vomir♦voorbeelden:scheldwoorden braken • vomir des injuresde vulkaan braakt vlammen • le volcan vomit des flammeshet braken • le vomissement1 [walgen] être écoeuré♦voorbeelden: -
82 buigen
1 [doen krommen] plier♦voorbeelden:iemands wil buigen • fléchir la volonté de qn.1 [een buiging maken] s'incliner♦voorbeelden:1 voor iemand buigen • s'incliner devant qn.voor iemands wil buigen • se plier aux volontés de qn.de weg buigt hier naar links • ici le chemin tourne à gaucheIII 〈wederkerend werkwoord; zich buigen〉1 [een gebogen houding aannemen] se pencher♦voorbeelden: -
83 dagen
1 [aanbreken] se lever♦voorbeelden:een nieuwe toekomst daagt • nous sommes à l'aube d'une ère nouvelleII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [juridisch] citer -
84 donderen
1 [onweren; tieren en razen] tonner2 [vallen] dégringoler♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [smijten] flanquer (par terre)♦voorbeelden:1 iets, iemand van de trap donderen • flanquer qc., qn. en bas de l'escalierik heb hem de deur uit gedonderd • je l'ai foutu à la porte -
85 doorreizen
1 [zijn reis voortzetten] continuer son voyage1 [reizend doortrekken] parcourir -
86 drukken
1 [duwen] appuyer (sur)2 [als iets zwaars liggen op] peser (sur)3 [kakken] faire caca♦voorbeelden:1 tegen iets drukken • (s')appuyer contre qc.II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [iets in een toestand, ergens brengen] presser3 [een last zijn voor] opprimer4 [drukwezen] imprimer5 [d.m.v. een stempel aanbrengen] apposer6 [knellen] serrer♦voorbeelden:1 iemand de hand drukken • serrer la main à qn.〈 sport en spel〉 iemand van de baan drukken • tasser qn.een motie erdoor drukken • réussir à faire passer une motioniemand geld in de hand drukken • glisser de l'argent dans la main de qn.een kurk op een fles drukken • boucher une bouteillede lippen op elkaar drukken • serrer les lèvresiemand een kus op de lippen drukken • déposer un baiser sur les lèvres de qn.zware onkosten drukten ons • nous étions écrasés sous les chargesIII 〈wederkerend werkwoord; zich drukken〉1 [zich aan iets onttrekken] tirer au flanc -
87 druppelen
1 [in druppels vallen] tomber goutte à goutte2 [druppels laten vallen] dégoutter3 [zachtjes regenen] bruiner♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in druppels laten neervallen] verser goutte à goutte♦voorbeelden:iets in het oog druppelen • instiller qc. dans l'oeil -
88 fantaseren
-
89 grabbelen
1 [grijpen] se jeter (sur qc.)2 [rondtasten, in iets woelen] fouiller (dans)1 [uit een grabbelton halen] retirer qc. d'un tonneau -
90 haasten
I 〈wederkerend werkwoord; zich haasten〉1 [zich spoeden] se hâter (de faire qc.)⇒ se dépêcher2 [snel lopen] presser le pas♦voorbeelden:zich niet haasten • prendre son tempszij haastte zich met haar werk • elle se dépêchait de faire son travail♦voorbeelden: -
91 hechten
2 [+ aan][vastmaken] attacher (à)3 [+ aan][toekennen] accorder (à)♦voorbeelden:3 een bepaalde betekenis aan iets hechten • attacher un certain sens à qc.waarde aan iets hechten • accorder de la valeur à qc.1 [vast blijven zitten] tenir2 [+ aan][waarde toekennen aan] tenir (à)♦voorbeelden:III 〈wederkerend werkwoord; zich hechten〉1 [+ aan] s'attacher (à)♦voorbeelden: -
92 herstellen
1 [repareren; corrigeren] réparer2 [m.b.t. wat verstoord is] rétablir3 [weer in vorige toestand brengen] remettre (en état)♦voorbeelden:een jas herstellen • raccommoder un manteaude vrede herstellen • restaurer la paix3 iemand in zijn ambt herstellen • réinstaller qn. dans ses fonctionsalles werd in de oude staat hersteld • tout fut remis dans le même état qu'auparavant¶ de Heer Blaak, herstel: Braak • monsieur Blaak, pardon: Braak1 [weer gezond worden] se remettre♦voorbeelden:III 〈wederkerend werkwoord; zich herstellen〉1 [m.b.t. zaken] se rétablir2 [m.b.t. personen] se ressaisir♦voorbeelden: -
93 horen
1 [algemeen] entendre2 [luisteren naar; in aanmerking nemen] écouter♦voorbeelden:muziek horen • entendre de la musiquede Raad van State horen • consulter le Conseil d'Etathet is wel te horen dat je verkouden bent • on entend bien que tu es enrhumélaat eens iets van je horen • donne-nous de temps en temps de tes nouvelleszo mag ik het horen! • voilà qui est parler!ik heb het alleen van horen zeggen • je ne le sais que par ouï-direik hoor nog wel eens wat • parfois j'apprends encore qc.u hoort nog van ons • nous vous écrirons, nous reprendrons contact avec vousdaar heb ik nooit van gehoord • je n'ai jamais entendu parler de cela〈 spreekwoord〉 wie niet horen wil, moet voelen • vous l'avez voulu, George Dandin2 moet je horen! • écoute!zichzelf graag horen praten • s'écouter parlerhoor hem! • écoute-moi ça!1 [geluiden kunnen waarnemen] entendre2 [zijn plaats hebben; toebehoren] appartenir (à)3 [gepast zijn] convenir♦voorbeelden:dit huis hoort aan mijn vader • cette maison appartient à mon pèredit deksel hoort bij die pot • ce couvercle va avec ce potergens bij horen • appartenir à qc.hij hoort tot de genodigden • il fait partie des invitésvoor wat hoort wat • donnant donnantje hoort niet te fluisteren in gezelschap • ce n'est pas bien de chuchoter en publicdat hoort zo • c'est ce qui se fait -
94 houden
1 [algemeen] garder2 [vasthouden; niet laten vallen] tenir3 [geven] donner4 [tot stand brengen] faire5 [beheren] exploiter6 [+ voor][achten] prendre (pour)♦voorbeelden:de blik op iets gericht houden • fixer qc.zijn kleur houden • garder sa couleurzijn waarde houden • garder sa valeurdie melk kun je niet zo lang goed houden • ce lait ne se conserve pas longtempsje mag het houden • tu peux le garderlaten we het daar maar op houden, daarbij houden • restons-en làiemand eronder houden • tenir la bride haute à qn.het bij frisdrank houden • s'en tenir aux boissons non alcooliséeswe houden het op de 15e • d'accord pour le 15!iets voor zichzelf houden • garder qc. pour soi〈 figuurlijk〉 iets vóór zich houden • garder qc. pour soiiets erop na houden • avoir qc.(personen of zaken) niet (goed) uit elkaar kunnen houden • confondre (des gens ou des choses)twee zaken uit elkaar houden • faire la différence entre deux choses→ link=bruiloft bruiloft2 houd de dief! • au voleur!kun je mij wel houden? • tu me tiens?iemand bij de hand houden • tenir qn. par la mainmen houdt hem voor een expert • on le tient pour un expertik houd het voor bewezen • je considère cela comme un fait acquis1 [+ van][liefhebben] aimer2 [niet loslaten] tenir (bien)3 [het niet begeven] être solide♦voorbeelden:wij houden van elkaar • nous nous aimonsniet van dansen houden • ne pas aimer danserIII 〈wederkerend werkwoord; zich houden〉1 [+ aan][niet afwijken van] s'en tenir (à)3 [schijn aannemen] faire semblant d'être♦voorbeelden:hij kon zich niet langer goed houden • 〈 verdriet〉 il ne pouvait s'empêcher de pleurer; 〈 plezier〉 il ne pouvait s'empêcher de rirehoud je goed, taai! • tiens bon! -
95 hozen
1 [(water) uit een vaartuig scheppen] écoperII 〈 onpersoonlijk werkwoord〉1 [stortregenen] pleuvoir à seaux -
96 indringen
1 [binnendringen] entrer (dans)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [indrijven] pousser (dans)♦voorbeelden:III 〈wederkerend werkwoord; zich indringen〉1 [zich opdringen] s'imposer (à)♦voorbeelden:1 zich bij iemand indringen • s'imposer auprès de qn. -
97 inlaten
1 [binnenlaten] faire entrer2 [verzinken] noyer (un clou etc.)II 〈wederkerend werkwoord; zich inlaten〉♦voorbeelden:zich met een gevaarlijke zaak inlaten • s'aventurer dans une affaire dangereuse -
98 inlopen
1 [lopend, varend ingaan] entrer♦voorbeelden:1 bij iemand inlopen • passer voir qn.¶ er iemand laten inlopen • attraper qn.II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:nieuwe schoenen inlopen • porter des chaussures neuves plusieurs jours pour s'y habitueru moet die schoenen eerst inlopen • les chaussures doivent se faire à votre piedIII 〈wederkerend werkwoord; zich inlopen〉1 [sport en spel] s'échauffer -
99 inspelen
1 [geschikt maken voor gebruik] essayer♦voorbeelden:1 [+ op][vooruit lopen op] anticiper (sur)♦voorbeelden:inspelen op een rage • sacrifier à une mode -
100 keren
1 [algemeen] tourner2 [teruggaan] retourner♦voorbeelden:〈 leger〉 rechtsom keert! • demi-tour à droite!het keren van het tij • le changement de la marée→ link=half halfII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [toewenden] tourner3 [afwenden] parer♦voorbeelden:grond keren • retourner la terre2 de rug naar iemand keren • tourner le dos à qn.iets ten goede keren • faire en sorte que les choses tournent bienhet water keren • endiguer l'eauIII 〈wederkerend werkwoord; zich keren〉1 [zich omdraaien] se tourner2 [+ tot][zijn toevlucht zoeken bij] se tourner (vers)3 [+ tegen][zich verzetten tegen] se tourner (contre)♦voorbeelden:
Перевод: с нидерландского на французский
с французского на нидерландский- С французского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Французский
overgankelijk+werkwoord
Страницы