-
1 sniff
n. snuivend geluid, gesnuif--------v. snuiven, snuffelen; ruikensniff1[ snif] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————sniff2♦voorbeelden:not to be snifffed at • niet te versmadenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 snuiven♦voorbeelden:sniff up • opsnuiven -
2 whiff
n. vleug, flard (v. rook), spoor--------v. Vleug, zweem, flard (v. rook), zuchtje, teug, het inademen, het opsnuivenwhiff1[ wif] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 teug ⇒ het opsnuiven, het inademen————————whiff2〈 werkwoord〉 -
3 вдохнуть
vgener. opsnuiven -
4 втянуть
vgener. inhalen, (носом) opsnuiven -
5 get a sniff of sea air
-
6 sniff up
sniff up -
7 snuff
n. snuiftabak; snuif; snuifje--------v. snuiven; snuiten; de pijp uitgaan (slang), doodgaan; een einde maken aansnuff1[ snuf] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————snuff2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 respiration
respiration [respieraasjõ]〈v.〉2 (het) inademen ⇒ (het) opsnuiven, inademing♦voorbeelden:1 respiration aisée, courte • rustige, snelle ademhalingavoir la respiration courte • kortademig zijnperdre la respiration • buiten adem rakenreprendre sa respiration • weer op adem komenf1) ademhaling2) inademing -
9 sentir
sentir [sãtier]1 voelen ⇒ gewaarworden, zich bewust zijn van, merken5 proeven ⇒ smaken (naar), de smaak hebben van♦voorbeelden:1 sentir la fatigue • moe zijn, zich moe voelenfaire sentir qc. à qn. • iemand iets doen voelen, doen begrijpenfaire sentir à qn. que • iemand duidelijk maken datse faire sentir • merkbaar worden, zich doen geldenje sentis la colère me gagner • ik voelde dat ik boos werdje sens à quel point cela a dû être difficile • ik besef hoe moeilijk dat moet zijn geweestne pas pouvoir sentir qn. • iemand niet kunnen luchten (of zien)à cause de son rhume il ne sent plus rien • vanwege zijn verkoudheid ruikt hij niets meer3 sentir bon, mauvais • lekker, vies ruiken, stinkenfromage qui sent fort • kaas die sterk ruiktil sent des pieds • zijn voeten stinkence poisson commence à sentir • die vis begint te stinken2 voelbaar, merkbaar zijn♦voorbeelden:〈 informeel〉 alors, tu ne te sens plus? • ben je niet goed wijs geworden?ne pas pouvoir se sentir • elkaar niet kunnen luchten (of zien)v1) voelen, merken2) ruiken (aan, naar)5) aanvoelen -
10 vent
vent [vã]〈m.〉1 wind ⇒ lucht(verplaatsing), windrichting♦voorbeelden:vent du large • zeewindun vent de révolte • een revolutionaire geestvent arrière • rugwind, wind in de rugquel bon vent vous amène? • hoe komt u hier opeens?bon vent! • goede reis!; 〈 schertsend〉opgeruimd staat netjes!vent contraire • tegenwindvent coulis • tochtaux quatre vents • uit alle windstrekenaller comme le vent, plus vite que le vent • vliegensvlug zijnavoir vent de • lucht krijgen van〈 spreekwoord〉 autant en emporte le vent 〈 dat zijn ijdele beloften〉fendre le vent • haast hebben〈 spreekwoord〉 qui sème le vent récolte la tempête • die wind zaait, zal storm oogstenvendre du vent et de la fumée • loze beloften doenil y a du vent, il fait du vent • het waaittourner, virer à tout vent, à tous les vents, au moindre vent • met alle winden meedraaien, erg wispelturig zijnle vent était à l'optimisme • er was een neiging tot optimismeau vent • met wind meevenir au vent • oploevencontre vent(s) et marée(s) • ondanks alle moeilijkheden, tegenkanting, tegen wind en stroomêtre dans le vent • in de mode zijn〈 scheepvaart〉 avoir le vent dans le dos, dans les voiles, en poupe • de wind mee hebben 〈 ook figuurlijk〉〈 figuurlijk〉 avoir du vent dans les voiles • in de wind, olie zijnc'est du vent, ce n'est que du vent • dat stelt niets voorm -
11 *humage
-
12 *humer
-
13 prendre le vent
prendre le vent -
14 sentir une odeur
sentir une odeur
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский