-
1 finery
-
2 trappings
n. opschik, tooi, versierselen; sjabrak[ træpingz]1 (uiterlijke) sieraden ⇒ opschik, (uiterlijk) vertoon -
3 array
n. vertoning; opstelling; kleding; (in computers) rangschikking van gegevensverzameling; gestructureerde bundeling van gegevens--------v. regelen, redigeren, ordenen; aankledenarray1[ əree] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 serie ⇒ collectie, reeks2 gelid ⇒ marsorde, slagorde♦voorbeelden:————————array2〈 werkwoord〉1 (in slagorde) opstellen ⇒ verzamelen, (in het gelid) scharen/schikken2 (op)tooien ⇒ (op)smukken, uitdossen -
4 frippery
n. opschik; prullen; kwikjes en strikjes[ frippərie] 〈vaak meervoud; meervoud: fripperies〉1 snuisterij ⇒ prul, franje -
5 trumpery
adj. prullig, waardeloos--------n. vodden, prullen; gekletstrumpery1————————trumpery2♦voorbeelden: -
6 furbelow
n. geplooide zoom/ rand; overtollige versiering, franje, opschik (op jurk)--------v. opsieren met strikjes en kwikjes; overdadig versieren
См. также в других словарях:
opschik — prodo … Woordenlijst Sranan
Braut — 1. A lachete1 Braut, a woanete2 Frau. (Oberpfalz.) 1) Eine lachende. 2) Weinende. – Man hält s für ein glückliches Zeichen, wenn die Braut am Altare weint; vermuthlich darum, weil sie den Ernst des Schrittes erkennt. 2. Auff der armen braut… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon