-
1 opplakken
-
2 opplakken
-
3 opplakken
-
4 opplakken
v. mount -
5 opplakken
• to affix• to glue on• to stick to -
6 opplakken
coller -
7 stickers opplakken
stickers opplakken -
8 iemand een etiket opplakken
iemand een etiket opplakkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand een etiket opplakken
-
9 iets/iemand een label/etiket opplakken
iets/iemand een label/etiket opplakkenstick a label on something/someone, label/pigeonhole something/someoneVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets/iemand een label/etiket opplakken
-
10 stickers opplakken
stickers opplakkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > stickers opplakken
-
11 to affix
opplakken -
12 to stick to
opplakken -
13 collage
-
14 étiqueter
-
15 наклеивать
vgener. aanlijmen, aanplakken, inplakken (в альбом и т.п.), kleven, opplakken, plakken -
16 label
n. label (ook in computers), adreskaartje; kenteken; insigne; teken; bijnaam (in computers) label, tekst op een elektronische rekenblad; (in computers) de bestemming van het bevel GOTO--------v. etiketteren, labelen; bestempelen alslabel1[ leebl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————label2〈werkwoord; labelled〉1 etiketteren ⇒ labelen; merken -
17 mount
n. berg, heuvel, bergketen; rijdier; rijden; opstijgen; opzetten; opstijgen--------v. (op)stijgen, bestijgen, beklimmen, opgaan; te paard zetten, laten rijden; iets op iets plaatsen, voeren, opstellen; organiserenmount1[ maunt] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 rijdier3 〈 benaming voor〉 iets waarop men iets plaatst om het tentoon te stellen ⇒ standaard 〈 in etalage〉, voet 〈 van bokaal〉; zetting, montering 〈 van juwelen〉; opplak/opzetkarton 〈 van foto, plaatje〉♦voorbeelden:————————mount2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bestijgen ⇒ beklimmen, opgaan4 〈 benaming voor〉 iets op iets plaatsen ⇒ voeren 〈 stukken geschut〉; opstellen 〈geweren enz.〉; opplakken, opzetten 〈 foto's〉♦voorbeelden: -
18 stick up
stick up♦voorbeelden:stick up for yourself • kom voor jezelf opII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
19 pomosexual
n. iemand die zich onthoudt aan het gebruik van het opplakken van etiketten zoals "heterosexueel"en "homosexueel" wat mensen karakteriseert op hun sexuele voorkeur -
20 étiquette
étiquette [eetieket]〈v.〉2 etiquette ⇒ omgangsvormen, ceremonieel♦voorbeelden:sans étiquette • partijloosf1) etiket, label2) etiquette, omgangsvormen
- 1
- 2