-
1 souverain
souverain [soevrẽ]1 soeverein ⇒ oppermachtig, hoogst, uiterst♦voorbeelden:remède souverain • onfeilbaar, probaat middel1. m (f - souveraine)soeverein, vorst/-in2. = souveraine; souverainadjsoeverein, oppermachtig -
2 tout-puissant
tout-puissant [toepŵiesã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 almachtig ⇒ oppermachtig, alvermogend♦voorbeelden:adj
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский