-
1 oppeppen
оживить, взбодрить* * *гл.общ. ободрять (bv.: voetbalspelers moesten elkaar even oppeppen voor de wedstrijd), воодушевлять, оживить -
2 ободрять
vgener. oppeppen (bv.: voetbalspelers moesten elkaar even oppeppen voor de wedstrijd), opbeuren, opfleuren, opmonteren, (iem.) een hart onder de riem steken (кого-л.), (iem.) moed geven (кого-л.), aanmoedigen, aanwakkeren, bemoedigen, moed inspreken, opvrolijken, verkwikken, verstouten -
3 воодушевлять
vgener. oppeppen, animeren, bezielen, aanvuren, bemoedigen, inspireren -
4 оживить
vgener. oppeppen, tot nieuw leven brengen
Перевод: с нидерландского на русский
с русского на нидерландский- С русского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский