-
1 buck up
v. moed krijgen; aanmoedigen, opfleuren, opwarmen; opschieten; (Slang) gelukkig maken; (Slang) opvrolijken, opfleurenbuck up〈 informeel〉1 opschieten ⇒ voortmaken, haast maken1 opvrolijken ⇒ opfleuren, goed doen♦voorbeelden:1 our visit didn't do much to buck him up • ons bezoek haalde niet veel uit, hij kikkerde er niet van opbuck up, things will be all right • kop op, het komt wel weer goed -
2 liven
-
3 freshen up
-
4 jazz up
-
5 brighten
-
6 lighten
v. verlichten; lichter worden; afnemen in gewicht; belichten; verduidelijken; branden, vlammen[ lajtn]3 ophelderen/klarenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 liven up
liven upopfleuren, opvrolijken -
8 perk up
1 op/herleven ⇒ opfleuren, opkikkerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opkikkeren ⇒ opmonteren, opvrolijken2 (met een ruk) oprichten ⇒ overeind brengen/zetten♦voorbeelden: -
9 livening
adj. opwekkend, belevend, nieuw leven in blazend--------n. het verlevendigen/opfleuren/opvrolijken
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский