-
1 следовать
vgener. opeenvolgen (äðóã çà äðóãîì) (bv.: opeenvolgende generaties), opvolgen (совету), volgen (за кем-л., чем-л.), nakomen (чему-л.), naleven (чему-либо), resulteren, succederen, voortvloeien, zich richten (naar-÷åìó-ô.) -
2 flopover
n. storing in televisieuitzending (zich uitdrukkend in het elkaar constant opeenvolgen van vooruitlopende beelden) -
3 jagen
jagen3 〈 figuurlijk〉jachten, jagen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:ein gejagter Mensch • een (op)gejaagd mens〈informeel; figuurlijk〉 jemanden mit einer Sache jagen können • iemand met, door iets het huis uit jagen -
4 sich jagen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский