-
1 tarir
tarir [taarier]♦voorbeelden:2 la conversation tarit • het gesprek verstomt, stoktne pas tarir d'éloges • zich uitputten in lovende woordenil ne tarit pas sur ce sujet • hij raakt niet uitgepraat over dit onderwerpII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) opdrogen2) ophouden3) droogleggen4) uitputten -
2 dessécher
dessécher [deeseesĵee]1 (uit)drogen ⇒ laten drogen, laten verdorren, droogleggen2 doen vermageren, verschrompelen1 uitdrogen ⇒ opdrogen, droog worden, verdorrenv1) uitdrogen, laten verdorren3) verharden -
3 sécher
sécher [seesĵee]1 (op)drogen ⇒ uitdrogen, verdorren→ piedII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 sécher les larmes de qn. • iemands tranen drogen, iemand troostenle soleil a séché le ruisseau • de zon heeft de beek doen opdrogenv1) (op-, uit)drogen2) dichtslaan, niets kunnen antwoorden4) verzuimen -
4 le soleil a séché le ruisseau
le soleil a séché le ruisseauDictionnaire français-néerlandais > le soleil a séché le ruisseau
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский