-
1 opdirken
1 [optuigen] fagoter♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich opdirken〉1 [zich optutten] se pomponner -
2 opdirken
1 [optuigen] dress/doll up♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich opdirken〉 〈informeel; schertsend〉1 [zich optutten] doll oneself up -
3 opdirken
расфуфыриться; накраситься; намазаться; (на)сандалиться; (на)штукатуриться; размалёванный* * *гл.общ. вырядиться, разодеться, расфуфыриться -
4 opdirken
v. spruce, perk up -
5 zich opdirken
v. spruce oneself, get up -
6 dandify
-
7 glam up
glam up1 zich opmaken ⇒ zich optutten/opdirkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opmaken ⇒ optutten, opdirken♦voorbeelden: -
8 spruce
adj. net gekleed, knap, zwierig, opgedirkt--------n. sparreboom--------v. opdoffen, opdirken, netjes opknappenspruce1[ sproe:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————spruce2〈bijvoeglijk naamwoord; sprucer; spruceness〉————————spruce3♦voorbeelden:¶ get spruced up, spruce (oneself) up • zich opdoffen/opdirken -
9 titivate
-
10 opdoffen
-
11 вырядиться
vgener. opdirken, optutten -
12 разодеться
vgener. opdirken, optutten -
13 расфуфыриться
vgener. opdirken, optutten -
14 bedaub
-
15 doll up
zich opdirken, zich optutten; zich aankleden; aantrekkelijk maken〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord; wederkerend werkwoord〉 〈 slang〉♦voorbeelden: -
16 fuss up
fuss up -
17 fuss
n. opwinding, onrust; moeite, "lawaai", "zaak", luide diskussie, ruzie--------v. opwinding veroorzaken, onrust zaaien; storm in een glas water; op de zenuwen-, lastig vallenfuss1[ fus] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (nodeloze) drukte ⇒ omhaal, ophef♦voorbeelden:1 kick up/make a fuss • heibel maken, luidruchtig protesterenmake a fuss of/over • overdreven aandacht schenken aan¶ what's the fuss? • wat is er (aan de hand)?————————fuss2♦voorbeelden:fuss over someone • overdreven aandacht schenken aan iemandII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
18 glitz
-
19 tart up
-
20 tittivate
Страницы
- 1
- 2