-
1 op zijn tanden bijten
op zijn tanden bijten -
2 op zijn tanden bijten
op zijn tanden bijtengrin and bear it, bite the bulletVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op zijn tanden bijten
-
3 zijn tanden ergens op stuk bijten
zijn tanden ergens op stuk bijtense casser les dents sur qc.Deens-Russisch woordenboek > zijn tanden ergens op stuk bijten
-
4 bijten
1 [de tanden in iets zetten; ook scheikunde] mordre2 [sterk prikkelen] brûler♦voorbeelden:1 zijn tanden ergens op stuk bijten • se casser les dents sur qc.ze willen vandaag niet bijten • ça ne mord pas ici aujourd'huiin een appel bijten • croquer dans une pomme〈 figuurlijk〉 om (rauw) in te bijten • beau, belle à croquer 〈 bijvoeglijk gebruikt〉; on en mangerait! 〈 zelfstandig gebruikt〉¶ iets stuk bijten • mordiller qc.doormidden bijten • couper avec les dentsdat bijt elkaar niet • ce n'est pas incompatible -
5 tand
♦voorbeelden:een losse tand • une dent qui branlevalse tanden • fausses dentser breekt een tand door • il y a une dent qui perce〈 figuurlijk〉 zijn tanden op iets breken • se casser les dents sur qc.een tand krijgen • avoir une dent qui pousseeen kind dat tanden krijgt • un enfant qui fait ses dentseen tand laten trekken • se faire arracher une denteen tand laten vullen • se faire plomber une dentzijn tanden poetsen • se brosser les dentstanden wisselen • perdre ses dents de laitzijn tanden in iets zetten • planter ses dents dans qc.; 〈 figuurlijk〉 s'attaquer à qc.〈 figuurlijk〉 iemand aan de tand voelen • mettre qn. sur la sellettemet de tanden knarsen • grincer des dentstot de tanden gewapend zijn • être armé jusqu'aux dents→ link=oog oog -
6 tand
1 [deel van gebit] tooth2 [in/afdruk van een tand] tooth-mark♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 met lange tanden eten • dawdle over/pick at one's foodeen losse tand • a loose toother breekt een tand door • he/she is cutting a tooth/teethingzijn tanden op iets breken • 〈 figuurlijk〉 ±waste one's energy on somethingeen tand krijgen • cut a tooth, teetheeen tand laten vullen/trekken • have a tooth filled/pulled〈 figuurlijk〉 zijn tanden laten zien • 〈 dreigen〉 show/bare one's teeth; 〈 niet zwijgen〉 put up a fightzijn tanden poetsen • brush one's teethtanden wisselen • get one's big teethzijn tanden in iets zetten • 〈 figuurlijk〉 get one's teeth into something; 〈 letterlijk〉 bite into somethingeen mooie mond met tanden • a fine set of teethmet de tanden knarsen • grind one's teeth〈 figuurlijk〉 op zijn tanden bijten • grin and bear it, bite the bullettussen de tanden fluiten • whistle through one's teeth3 de tanden van een kam/hark/zaag • the teeth of a comb/rake/saw -
7 verbijten
1 [met moeite inhouden] suppress, hold back♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich verbijten〉1 [zich met moeite inhouden] be (almost) bursting ⇒ 〈 op zijn lippen bijten〉 bite one's lips, 〈 op zijn tanden bijten〉 clench one's teeth♦voorbeelden: -
8 knagen
♦voorbeelden:2 een knagend geweten • pangs of conscience, a troubled conscienceeen knagende honger • gnawing hunger, pangs of hungerknagende pijn • nagging painhet verdriet knaagde aan zijn hart • sorrow was eating his heart awayII 〈 overgankelijk werkwoord〉
См. также в других словарях:
Hund — 1. A guate Hund ve laft se nit1 u2 an schlecht n is kua Schad. (Unterinnthal.) – Frommann, VI, 36, 63. 1) Verläuft sich nicht. 2) Und. 2. A klenst n Hund na hengt mer di grössten Prügel ou (an). (Franken.) – Frommann, VI, 317. 3. A muar Hüünjen a … Deutsches Sprichwörter-Lexikon