-
1 androgynous
adj. androgyn, hermafrodiet, tweeslachtig[ ændrodzjinnəs] -
2 creep
n. ongedierte (afkeurende opmerking)--------v. kruipen, sluipen; klimmen; binnensluipencreep1[ krie:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————creep2♦voorbeelden:creep up on • bekruipen, besluipen -
3 dichotomy
n. dichotomie, (twee)deling; splitsing[ dajkottəmie] 〈meervoud: dichotomies〉 -
4 fluvial
adj. fluviatiel, betr. rivier, van rivier, rivier-; bevindt zich in rivier[ floe:viəl]♦voorbeelden: -
5 rust
n. roest; plantenziekte--------v. roestenrust1[ rust] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————rust2♦voorbeelden:1 rust away • wegroesten, vergaan door roestII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 met roest bedekken/aantasten ⇒ laten roesten -
6 scar
n. litteken--------v. een litteken vormen; met littekens bedekken, schrammenscar1[ ska:] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————scar2〈 scarred〉1 een litteken vormen/achterlaten 〈 van wond〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 systemic
adj. systemisch, v.h. gehele lichaam[ sistie:mik] -
8 stèle
-
9 Bocksbart
-
10 Bärentatze
-
11 Flaum
〈m.; Flaum(e)s〉♦voorbeelden: -
12 Fächer
Fächer〈m.; Fächers, Fächer〉♦voorbeelden: -
13 Grind
-
14 Lippe
Lippe〈v.; Lippe, Lippen〉♦voorbeelden:1 〈informeel; figuurlijk〉 eine (dicke, große) Lippe riskieren • een grote bek, mond (durven) opzettenes lag, schwebte mir auf den Lippen • ik had het (woord) op mijn lippen, op de tongich brachte es nicht über die Lippen • ik kreeg het (woord) niet over mijn lippen -
15 Mönchskappe
-
16 Schneeball
-
17 Sonnenbrand
-
18 Storchschnabel
-
19 Traube
Traube〈v.; Traube, Trauben〉♦voorbeelden: -
20 gemein
gemein♦voorbeelden:sich mit jemandem gemein machen • zich met iemand afgeven, zich met iemand encanailleren〈 verouderd〉 das gemeine Volk • het gewone volk, de goegemeente
Страницы