-
1 unswerving
-
2 imperturbable
-
3 fest
fest1♦voorbeelden:er gehört unter eine feste Hand • hij heeft een strenge hand nodigein fester Händedruck • een stevige, krachtige handdrukfesten Schrittes, mit festem Schritt • met vaste tredfeste Schuhe • stevige schoenen〈formeel; ook figuurlijk〉 fest gegründet • op vaste grond rustend, vast gefundeerdeine fest gegründete Überzeugung • een onwrikbare overtuigingfest verwurzelt • vast-, ingeworteld, onwankelbaarfest antworten • vastberaden antwoordendie Tür fest schließen • de deur krachtig sluitendie Saiten fester spannen • de snaren strakker spannenfest auf den Beinen sein, stehen • stevig op zijn benen staanein fester Charakter • een standvastig karaktereine feste Freundschaft • een vaste, hechte vriendschapfestes Geld, feste Gelder • vast geld, deposito met vaste termijnein festes Vertrauen • een vast, onwankelbaar vertrouweneinen festen Wohnsitz haben • een vast verblijf hebbenirgendwo fest ansässig sein • ergens een vast verblijf hebbenfest besoldet • met een vaste bezoldigingfest gefügt • gevestigd, onwrikbaareine fest gefügte Ordnung • een gevestigde ordefest entschlossen • vast beslotenetwas fest verabreden • iets definitief afspreken¶ fest umrissen • vastomlijnd, nauwkeurig (bepaald)ein fest umrissener Begriff • een duidelijk afgegrensd begripin Chemie ist er fest • in chemie is hij goed thuis————————fest21 duchtig, goed, flink♦voorbeelden:1 immer fest(e)! • vooruit, erop los! -
4 незыблемый
adjgener. onbeweeglijk, onverzettelijk, onkreukbaar, onwankelbaar, onwrikbaar -
5 неизменный
adjgener. integer, onkreukbaar, constant, gedurig, gestaag, gestadig, invariabel, onveranderd, onveranderlijk, onverminderd, onverzwakt, onwankelbaar, permanent, steevast, waardevast (по стоимости) -
6 непоколебимый
adjgener. onbewogen, onverzettelijk, gedecideerd, muurvast, onbeweeglijk, ongeschokt, onomstootbaar, onwankelbaar, onwrikbaar, standvastig, zo vast als een muur (как стена) -
7 прочный
adj1) gener. bondig, gaaf, kloek, massief, bestendig, blijvend, degelijk, duurzaam, ferm, flink, gefundeerd, hecht, ijzersterk (как железо), krachtig van bouw, muurvast, onslijtbaar, onverslijtbaar, onwankelbaar, solide, solied, sterk, stevig, vast, zo vast als een muur2) chem. consistent -
8 imperturbable
adj. onverstoorbaar; rustig, kalm -
9 unfaltering
-
10 unshakeable
adj. niet te bewegen; niet lastig te vallen; niet van zijn plaats te brengenunshakeable, unshakable[ unsjeekəbl] 〈 unshakeably〉 -
11 imperturbably
adv. Onverstoorbaar, onwankelbaar; onverstoorbaar -
12 undeviating
adj. niet afwijkend, onwankelbaar -
13 unshakably
adv. onwankelbaar, onwrikbaar -
14 inébranlable
inébranlable [ieneebrãlaabl]1 standvastig ⇒ onwankelbaar, onwrikbaar2 solide ⇒ stevig, waar geen beweging in te krijgen is♦voorbeelden:être, rester inébranlable • onvermurwbaar zijnadj1) standvastig, onwrikbaar2) solide, stevig -
15 persister
-
16 robuste
robuste [robbuust]1 robuust ⇒ sterk, krachtig, stevig (gebouwd)adj1) robuust, sterk, stevig, fors -
17 il persiste
-
18 immuable
-
19 indéfectible
indéfectible [ẽdeefektiebl] -
20 ein festes Vertrauen
een vast, onwankelbaar vertrouwen
Страницы
- 1
- 2