-
1 onverwijld
♦voorbeelden:dit moet onverwijld gedaan worden • this should be done forthwith -
2 onverwijld
-
3 onverwijld
прил.общ. безотлагательный, внезапный, немедленный -
4 onverwijld
adj. immediate--------adv. immediately -
5 dit moet onverwijld gedaan worden
dit moet onverwijld gedaan wordenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dit moet onverwijld gedaan worden
-
6 een onverwijld vertrek
een onverwijld vertrekVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een onverwijld vertrek
-
7 безотлагательный
adjgener. aangelegen, dringend, onverwijld -
8 внезапный
adjgener. plotseling, onverwijld, onvoorzien -
9 немедленный
adjgener. dadelijk, onmiddellijk, ogenblikkelijk, onverwijld -
10 delay
n. uitstel, oponthoud; verblijf--------v. uitstellen, verhinderen, terughoudendelay1[ dillee] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 without (any) delay • onverwijld, zonder uitstel————————delay21 treuzelen ⇒ tijd rekken/winnen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 ophouden ⇒ vertragen, hinderen -
11 without (any) delay
without (any) delayonverwijld, zonder uitstel -
12 instanter
adv. instantelijk, onmiddellijk, onverwijld -
13 attendre
attendre [aatãdr]♦voorbeelden:attends, attendez • wacht even, een ogenblik, wacht maar 〈 bedreiging〉sans plus attendre • onverwijld→ pointII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 wachten op ⇒ afwachten, opwachten♦voorbeelden:il attend d' avoir assez d'argent • hij wacht tot(dat) hij genoeg geld heeft→ tournant¶ se faire attendre • op zich laten wachten, te laat komen, zijn1 verwachten ⇒ rekenen (op), verdacht zijn (op)♦voorbeelden:1. v1) (af)wachten2) verwachten, rekenen (op)2. s'attendre (à)v -
14 différer
différer [diefeeree]♦voorbeelden:différer sur • een verschillende mening hebben overII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 sans (plus) différer • onverwijld, meteenv2) uitstellen -
15 cessant
cessant [sessã]♦voorbeelden:¶ toute(s) chose(s) cessante(s), toute(s) affaire(s) cessante(s) • onverwijld, zonder uitstel -
16 sans plus attendre
-
17 sans différer
sans (plus) différeronverwijld, meteen -
18 toute chose cessante, toute affaire cessante
toute(s) chose(s) cessante(s), toute(s) affaire(s) cessante(s)onverwijld, zonder uitstelDictionnaire français-néerlandais > toute chose cessante, toute affaire cessante
-
19 безотлагательный
adjgener. aangelegen, dringend, onverwijld -
20 внезапный
adjgener. plotseling, onverwijld, onvoorzien
- 1
- 2