-
1 Phlegma
-
2 Ruhe
Ruhe〈v.; Ruhe〉♦voorbeelden:die Ruhe vor dem Sturm • de stilte voor de storm3 angenehme Ruhe! • welterusten!Direktor in Ruhe • directeur in rustelass mich in Ruhe! • laat me met rust!sich zur Ruhe setzen • met pensioen gaansich nicht aus der Ruhe bringen lassen • zich niet uit zijn evenwicht laten brengenin aller Ruhe • in alle rust〈 informeel〉 immer mit der Ruhe • kalm aan! -
3 eisern
eisern1 ijzeren, van ijzer♦voorbeelden:eisern entschlossen • uiterst vastberadeneisern schweigen • onverstoorbaar, hardnekkig zwijgen〈 informeel〉 (aber) eisern! • vast en zeker!, ja natuurlijk! -
4 eisern schweigen
onverstoorbaar, hardnekkig zwijgen -
5 er hat die Ruhe weg
-
6 in seinem Phlegma verharren
in seinem Phlegma verharrenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > in seinem Phlegma verharren
-
7 kaltschnäuzig
-
8 konsequent
-
9 phlegmatisch
phlegmatisch1 flegmatisch, flegmatiek, onverstoorbaar
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский