-
1 impracticable
onuitvoerbaar -
2 impractical
onuitvoerbaar -
3 impracticable
adj. onuitvoerbaar; onrealiseerbaar; onbegaanbaar[ impræktikkəbl] 〈impracticably; zelfstandig naamwoord: impracticability〉 -
4 infeasible
-
5 unworkable
adj. niet exploitabel; onuitvoerbaar, onpraktisch[ unwə:kəbl] -
6 counsel of perfection
-
7 counsel
n. raad, advies, overleg; raadsman/vrouw--------v. raad geven, adviserencounsel1[ kaunsl]1 raad ⇒ (deskundig) advies, leidraad2 overleg ⇒ beraad(slaging), consult♦voorbeelden:take counsel together • beraadslagen, overleggen1 raadslieden ⇒ advocaat, verdediging♦voorbeelden:1 counsel for the defence claim that … • de verdediging voert aan dat …————————counsel2〈werkwoord; Brits-Engels counselled〉1 advies/raad geven ⇒ adviseren, aanraden♦voorbeelden: -
8 inoperable
adj. niet te opereren (in medicijnen)[ innoprəbl] 〈 inoperably〉 -
9 inexecutable
adj. onuitvoerbaar -
10 nonfeasance
adj. onuitvoerbaar -
11 unpracticable
adj. onuitvoerbaar -
12 unworkably
adv. onuitvoerbaar
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский