Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

ontzenuwen

Толкование Перевод

1 demolish

v. vernielen, likwideren

demolish

[ dimmollisj]

1 slopen ⇒ vernielen, afbreken

2 vernietigen ⇒ 〈 in het bijzonder〉 opblazen

3 omverwerpen ⇒ te gronde richten

4 ontzenuwen ⇒ weerleggen

English-Dutch dictionary > demolish
2 emasculate

v. verzwakken; ontmannen, castreren

emasculate

[ imæskjoeleet]

1 castreren ⇒ ontmannen

2 ontkrachten ⇒ ontzenuwen; week/verwijfd maken

English-Dutch dictionary > emasculate
3 explode

v. ontploffen, opblazen, kapot slaan

explode

[ iksplood]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 exploderen ⇒ ontploffen, (uiteen)barsten

2 uitbarsten ⇒ uitvallen

3 snel/plots stijgen

♦voorbeelden:

2   explode in/with fury • in woede uitbarsten

     explode with laughter • in lachen uitbarsten

3   exploded population • snel gestegen bevolkingsaantal

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 tot ontploffing brengen ⇒ opblazen

2 ontzenuwen ⇒ verwerpen

♦voorbeelden:

2   exploded ideas • achterhaalde ideeën

English-Dutch dictionary > explode
4 invalidate

v. ongeldig (krachteloos) maken; ontzenuwen

invalidate

[ invæliddeet] 〈zelfstandig naamwoord: invalidation〉

1 ongeldig maken/verklaren ⇒ nietig/krachteloos maken

♦voorbeelden:

1 his arguments were invalidated • zijn argumenten werden ontzenuwd

English-Dutch dictionary > invalidate
5 scotch

adj. Schotse (whisky/broth); (-tape) plakband
--------
n. (de) Schotten; Schotse whisky

scotch

[ skotsj]

1 een eind maken aan ⇒ ontzenuwen 〈 theorie〉, de kop indrukken 〈 gerucht〉

2 verijdelen 〈 plan〉

English-Dutch dictionary > scotch
6 spike

n. aar; punt, spijl; pen; lange nagel; tand (v.e. kam)
--------
v. (vast)spijkeren; (door)prikken; van punten voorzien; (een scheutje alcohol) toevoegen aan; buiten gevecht stellen, een eind maken aan

spike¹

[ spajk]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 (scherpe) punt ⇒ pin, piek; prikker 〈voor rekeningen e.d.〉; piek 〈 in grafiek〉

2 spijker ⇒ (draad)nagel

3 (koren)aar ⇒ (koren)halm

II 〈 meervoud〉

1 spikes 〈 sportschoen〉

————————

spike²

〈 werkwoord〉

1 (be/vast)spijkeren ⇒ (vast)nagelen

2 van spijkers/punten/spikes voorzien

3 vernagelen 〈 vuurwapen〉 ⇒ onbruikbaar maken; 〈 figuurlijk〉 verijdelen 〈 plan〉

4 kwetsen ⇒ doorboren, beschadigen

5 〈 Amerikaans-Engels〉 ontzenuwen ⇒ weerleggen

6 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 alcohol toevoegen aan

♦voorbeelden:

2   spiked shoes • spikes

3   spike a plan • een plan verijdelen

5   spike a rumour • een gerucht de kop indrukken

6   spike coffee with cognac • wat cognac in de koffie doen

     〈 figuurlijk〉 spike something with humour • iets opfrissen met wat humor

English-Dutch dictionary > spike

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

ontzenuwen

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

ontzenuwen

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: