-
1 déclencher
déclencher [deeklãsĵee]1 〈 mechanisme〉in beweging, werking zetten3 〈 oorlog, crisis, staking enz.〉 ontketenen ⇒ de stoot geven tot, doen losbarsten, de aanleiding zijn tot♦voorbeelden:1. v2) loskoppelen, ontkoppelen3) ontketenen2. se déclencherv2) losbarsten -
2 déclenchement
déclenchement [deeklãsĵmã]〈m.〉1 (het) losmaken ⇒ (het) ontkoppelen, (het) loshaken, (het) afspannen♦voorbeelden:m -
3 débrayage
débrayage [deebrejjaazĵ]〈m.〉♦voorbeelden: -
4 débrayer
-
5 déconnecter
déconnecter [deekonnektee]〈 werkwoord〉1 uitschakelen ⇒ onder-, verbreken2 ontkoppelen ⇒ loskoppelen, -maken
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский