-
1 Klein Doofi mit Plüschohren
————————Klein Doofi mit Plüschohrensul, onnozele halsWörterbuch Deutsch-Niederländisch > Klein Doofi mit Plüschohren
-
2 простак
-
3 Simple Simon
-
4 babe in the woods/in arms
babe in the woods/in armsonnozele hals, naïeveling -
5 babe
n. baby; hulpeloos; kindje[ beeb]♦voorbeelden:¶ babe in the woods/in arms • onnozele hals, naïeveling -
6 simple
adj. eenvoudig, enkelvoudig; simpel; onnozel--------n. Zwakzinnig, simpel, onnozel; geneeskundige plant/ kruid[ simpl]2 eenvoudig ⇒ ongekunsteld, eerlijk3 simpel ⇒ eenvoudig, gewoon5 eenvoudig ⇒ gemakkelijk, simpel♦voorbeelden:1 simple forms of life • eenvoudige/primaire levensvormenthe simple life • het ongekunstelde/natuurlijke leventhe simple truth • de nuchtere/zuivere waarheiddeceit pure and simple • regelrecht bedrog -
7 simpleton
-
8 sucker
n. zuiger; zuigleer; zuigbuis; zuignap; zuigvis; jonge walvis; speenvarken; uitloper; sul[ sukkə]♦voorbeelden:2 be a sucker for • zich altijd laten inpakken door, (altijd) vallen op -
9 bird brain
sul, onnozele hals, domkop (slang) -
10 don't take me for a sucker
hou me niet voor een onnozele hals -
11 softhead
n. onnozele hals, dom iemand; zwakzinnige -
12 naïf
-
13 benêt
benêt [bəne]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 onnozele hals ⇒ uilskuiken, sul♦voorbeelden:1 je le trouve un peu benêt • ik vind hem een beetje sullig, onnozel -
14 boy-scout
-
15 corniaud
-
16 dadais
-
17 gobeur
-
18 gogo
-
19 jobard
jobard [zĵobbaar]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden: -
20 nicodème
Страницы
- 1
- 2