-
1 gefühllos
gefühllos♦voorbeelden:1 gefühllos gegen Schmerzen • ongevoelig, gevoelloos voor pijngefühllos gegen jemanden • gevoelloos tegenover iemand -
2 immun
immun♦voorbeelden: -
3 apathisch
apathisch -
4 asexual
asexual, basexuell/b -
5 der Behandlung trotzen
ongevoelig zijn voor, bestand zijn tegen de behandeling -
6 empfindungslos
empfindungslos -
7 gefühllos gegen Schmerzen
gefühllos gegen Schmerzenongevoelig, gevoelloos voor pijnWörterbuch Deutsch-Niederländisch > gefühllos gegen Schmerzen
-
8 gefühlskalt
-
9 gemütlos
gemütlos1 gevoelloos, ongevoelig -
10 immun gegen eine Versuchung sein
immun gegen eine Versuchung seinWörterbuch Deutsch-Niederländisch > immun gegen eine Versuchung sein
-
11 indolent
-
12 trotzen
-
13 unberührt
unberührt1 onaangeroerd ⇒ onaangeraakt, onberoerd♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 die Vorschriften bleiben davon unberührt • de voorschriften blijven onaangetast, blijven onverminderd van kracht3 jemanden unberührt lassen • iemand niet raken, koud laten -
14 unempfindlich
-
15 unempfänglich
unempfänglich1 onontvankelijk ⇒ onvatbaar, ongevoelig -
16 verhärten
verhärten1 verharden, hard wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verharden, hard maken1 verharden, hard worden2 〈 figuurlijk〉hard, ongevoelig worden♦voorbeelden:
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский