-
1 om onduidelijke redenen
aus unbestimmten Gründen -
2 blur
n. vervaging; vlek; vuil--------v. vervagen; verduisteren (minder licht maken); vervuilenblur1[ blə:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 onduidelijke plek ⇒ wazig beeld, verflauwde/vage indruk♦voorbeelden:the statues appeared as a blur • de standbeelden doemden vaag op————————blur2〈 blurred〉1 vervagen ⇒ vaag/onduidelijk worden2 vlekken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 onduidelijk/onscherp maken ⇒ troebel/vaag maken♦voorbeelden:blurred photographs • onscherpe foto's -
3 vague questions
-
4 vague
adj. vaag, onduidelijk, onzeker1 vaag ⇒ onduidelijk; onscherp♦voorbeelden:be vague about something • vaag zijn over iets1 gering♦voorbeelden: -
5 cryptogenic
adj. cryptogenisch, van onduidelijke oorsprong -
6 faddiness
n. neiging iets leuk of niet leuk te vinden om onduidelijke redenen -
7 faddishness
n. neiging iets leuk of niet leuk te vinden om onduidelijke redenen -
8 fuzzily
adv. op onduidelijke wijze; verward -
9 inarticulately
adv. op onduidelijke wijze, onduidelijk -
10 incoherently
adv. zonder samenhang, incoherent; op onduidelijke wijze -
11 indeterminately
adv. Op onbepaalde manier, onduidelijke manier; onbeslist -
12 left hanging
hing in de lucht (onduidelijke toestand) -
13 oracularly
adv. Op profetische wijze; op onduidelijke manier -
14 sensitivity analysis
sensitiviteitsanalysis (voordragen van mogelijke uitkomsten en manier waarop in proces waarin onduidelijke factoren betrokken zijn door stellen van verschillende waarden betreffende deze factoren) -
15 unarticulately
adv. Onduidelijke manier -
16 unclearness
n. het in een onduidelijke toestand zijn, onduidelijkheid -
17 vaguement
-
18 schillern
schillern1 van kleur wisselen, glinsteren ⇒ iriseren, changeren2 〈 figuurlijk〉zweven, wisselen ⇒ weifelen, vaag zijn♦voorbeelden:2 schillernde Begriffe • vage, onduidelijke begrippen -
19 schillernde Begriffe
vage, onduidelijke begrippen -
20 schwimmen
schwimmen4 〈sein; figuurlijk〉zwemmen, baden♦voorbeelden:ans Ufer schwimmen • aanspoelen〈 figuurlijk〉 nach oben schwimmen • de wind mee hebben, in het voordeel zijn2 auf der Brust, auf dem Rücken schwimmen • borst-, rugzwemmenüber den Fluss schwimmen • de rivier overzwemmenim Glück schwimmen • overgelukkig zijnin einer Sache schwimmen • baden, zwemmen in ietsdas Auto geriet ins Schwimmen • ik raakte de macht over de auto kwijt6 schwimmende Konturen • vage, onduidelijke contourenmir schwimmt der Kopf • het duizelt memir schwimmt es vor den Augen • het schemert me voor de ogen
Страницы
- 1
- 2