-
1 ponctuer
ponctuer [põktuu.ee]〈 werkwoord〉2 benadrukken ⇒ onderstrepen, kracht bijzettenv2) benadrukken, onderstrepen -
2 souligner
-
3 scander
-
4 évidence
évidence [eeviedãs]〈v.〉1 klaarblijkelijkheid ⇒ duidelijkheid, zekerheid♦voorbeelden:se rendre à l'évidence • zich buigen voor de feitende toute évidence • vanzelfsprekenden évidence • duidelijk zichtbaarse mettre en évidence • de aandacht op zich vestigen -
5 mettre en évidence
mettre en évidencein het (dag)licht stellen; 〈 figuurlijk〉doen uitkomen, onderstrepen
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский